De jaren negentig… wat een hoogjaren voor de rockmuziek zijn ze
geweest. Na een decennium van foute clips, foutere coiffures en de
foutste muziek (op enkele uitzonderingen na) nam de Seattle grunge
twee defibrillator-pads ter hand, legde ze op het hart van
de rockmuziek en schokte ze in één, twee, drie weer tot leven. De
grunge-eruptie, met – moeten we ze eigenlijk nog vermelden? – bands
als Nirvana, Pearl Jam en Soundgarden, zorgde voor een hernieuwde
belangstelling voor ongesynthesizerde muziek, voor échte
gitaren en échte drums. Kortom, een nieuwe muziekmarkt werd
aangeboord en heel wat bands die al een tijdje in de wachtkamer
zaten, kregen eindelijk een kans. In die periode duikt Grant Lee
Buffalo, met frontman Grant-Lee Phillips, op met het album ‘Fuzzy’.
Een plaat met prachtige nummers als ‘Fuzzy’, dat toen al het
keurmerk van Phillips droeg: een mooie, langgerekte, klagerige
stem. Nadien bracht de band nog enkele albums uit, die echter nooit
het niveau en de populariteit van het debuut overstegen of zelfs
evenaarden. En zo, na een lange tijd in onmin geleefd te hebben met
zijn label, hield Phillips het in 1999 voor bekeken. De band werd
ontbonden en Phillips ging alleen verder. Na ‘Mobilize’ (2001),
‘Virginia Creeper’ (2004), ‘Nineteeneighties’ (2006) brengt hij nu
‘Strangelet’ uit.
Strangelet opent met ‘Runaway’, geen slechte song, al mist hij als
opener geloof en overtuiging. De zo kenmerkende stem en manier van
zingen waarvoor we in de jaren negentig waren gevallen, is nergens
te bespeuren. In ‘Lost Asylum (No way out)’ krijgen we ze wél te
horen… maar helaas wordt de klagende stem snel een zagende stem. Op
naar ‘Fountain of Youth’ dan maar, eindelijk een nummer dat ons kan
beroeren. Want ja, wij houden van zulke
zondagochtend-de-zon-schijnt-buiten-en-ik-ben-net-wakker songs. Een
aangenaam en vrolijk nummer, zacht gezongen en licht beïnvloed door
country – horen we daar een banjo op de achtergrond? Kortom, alle
ingrediënten die Grant -Lee Phillips maken tot de muzikant die hij
is. Wanneer hij met ‘Hidden Hand’ verderborduurt op dat
countrysfeertje, zien we onszelf haast op een mustang en met een
lasso in de aanslag een buffel achterna galopperen. Maar daar duikt
de Phillips uit de Grant Lee Buffalo-periode (nog een buffel?) weer
op in ‘Dream in Color’. Met deze song brengt hij ons terug naar de
tijd dat lang, ongewassen haar en een houthakkershemd het summum
van aantrekkelijkheid benaderden. Maar we dromen niet bij alle
tracks van ‘Strangelet’ weg. ‘Raise the Spirit’ heeft immers veel
weg van een zeer flauw afkooksel van een niet zo beste
Beatles-song. En ook ‘Johnny Guitar’ en ‘Chain Lightening’ zijn
ietwat nietszeggende songs die ons op geen enkele manier weten de
bekoren.
‘Strangelet’ is niet de cd waar we naar zullen blijven
teruggrijpen. Geen blijvers op deze plaat dus. Oerdegelijke songs,
dat wel. Ze missen echter allemaal lef en panache, en verzengende
passie die onder de huid blijft steken. Phillips moet het vooral
hebben van zijn ballads, waarinj hij zijn karakteristieke stem het
best in de verf kan zetten. ‘Same Blue Devils’, ‘Return to Love’ en
‘Killing a Dead Man’ zijn daar perfecte voorbeelden van: mooie,
soms bijna aangrijpende songs die je aandacht en oor van begin tot
eind vasthouden. Als afsluiter brengt Phillips met ‘So Much’ een
leuke feel good song, die ons echter met een déjà entendu opzadelt.
U hoort/leest het dus, ‘Strangelet’ is een plaat met ups en downs:
lang niet slecht,maar zeker niet onvergetelijk.