Ongeveer halverwege ‘Goodbye Bafana’ kwam de vraag bij me op waarom er eigenlijk nog steeds geen grote Hollywood-biopic is gemaakt over Nelson Mandela. Gezien de haast religieuze verering die Mandela zowat overal ter wereld krijgt (de occasionele Blood & Honour-fuif of huiskamer in Sint-Niklaas niet te na gesproken), is zo’n prent een accident waiting to happen. Twee mogelijke redenen, denk ik: ten eerste leeft Mandela nog steeds, en Amerikanen maken hun biopics het liefst nadat het onderwerp is gestorven, om toch maar zeker te zijn dat ze een zieltogende sterfscène kunnen inlassen, gevolgd door o zo integere nieuwsbeelden van de begrafenis om de boel af te sluiten. En ten tweede zou ‘Mandela: the Movie’ dus een film zijn met een zwart hoofdpersonage, en dat soort films zie je enkel als ze geregisseerd zijn door Spike Lee, of als Eddie Murphy er ergens in rondloopt. Ga maar na: elk drama over Apartheid (of over andere problemen in het Afrikaanse continent), heeft al een blank hoofdpersonage gehad, klaarblijkelijk omdat we dan nog zo liberaal mogen zijn, maar meeleven met een zwarte blijft toch onmogelijk zonder dat er een bleekscheet naast ‘m loopt wiens emotionele verloop we kunnen volgen. ‘Cry Freedom’. ‘A Dry White Season’. ‘Blood Diamond’. ‘The Constant Gardener’. Allemaal films die hun waarde hadden, daar niet van, en zeker geen slechte cinema, maar ook allemaal white centered.
‘Goodbye Bafana’, de nieuwe van Bille August, past perfect in dat rijtje. We volgen het verhaal van James Gregory (Joseph Fiennes), een Zuid-Afrikaanse cipier die in 1968 op Robbeneiland gaat werken. Omdat hij vloeiend Xhosa spreekt, krijgt hij de job om de post van de gevangenen te censureren en hun bezoek te begeleiden. Niet echt een zware klus: de “terroristen” op Robbeneiland mogen één keer in de zes maanden een briefje van 500 woorden naar huis schrijven en maar even vaak 30 minuten lang bezoek ontvangen.
Het is hier dat Gregory kennismaakt met Nelson Mandela (Dennis Haysbert), voor de blanke Zuid-Afrikanen staatsvijand nummer één, voor de zwarte meerderheid een martelaar. Gedurende de volgende twintig jaar blijft Gregory, zij het dan met een aantal tussenpozen, de gevangenbewaarder van Mandela en – u raadt het nooit – raakt hij hoe langer hoe meer overtuigd van het onrecht van het systeem.
Niet dat die verandering in het karakter van Gregory al bij al erg veel betekent voor iemand anders dan hijzelf. In tegenstelling tot het personage van Kevin Kline in ‘Cry Freedom’ wordt Gregory niét plotseling politiek actief, hij stelt zichzelf niét buiten het systeem en hij riskeert zijn leven niet. Het ergste dat hem overkomt, is dat de andere cipiers op Robbeneiland hem uitschelden voor kaffir lover en dat hij in een café met hen op de vuist gaat. Dat is het wel zo’n beetje. Voor het overige blijft Gregory een tamelijk onopmerkelijk personage, dat tot een aantal voor de hand liggende conclusies komt over Apartheid, en vervolgens besluit om zoveel mogelijk goed te doen binnenin dat foute systeem. Hij smokkelt een reep chocolade van Mandela naar Winnie, en leest Nelsons manifest, wat uiteraard een verboden document is. Verder steekt hij z’n nek niet uit en als publiek weten we dat zelfs als hij betrapt wordt, hij hooguit z’n baan kwijt kan raken.
Enerzijds maakt dat feit de film wel redelijk geloofwaardig – heldhaftige personages die plotseling grote daden gaan stellen, horen thuis in Hollywoodfantasietjes – maar anderzijds zorgt dat er ook voor dat we in ‘Goodbye Bafana’ opgescheept zitten met een frustrerend passief en oninteressant hoofdpersonage, dat dan ook nog eens gespeeld wordt door Joseph Fiennes. Het minder getalenteerde broertje van Ralph heeft al uitvoerig bewezen dat hij niet kan acteren, en hier combineert hij zijn gebruikelijke houterigheid met een Zuid-Afrikaans accent dat komt en gaat naargelang het zin heeft.
Nelson Mandela zelf wordt met een zodanig ver doorgedreven verafgoding geportretteerd dat hij nauwelijks nog enige bewegingsvrijheid heeft als personage: het enige dat Mandela hier doet, is met een immer onkreukbare waardigheid kaarsrecht zijn fierheid staan bewijzen en aan de lopende band wijsheden verkondigen. De Mandela van deze film spreekt niet, hij oreert. Hij is geen mens, maar een icoon, die als dusdanig dus ook niet onderhevig is aan normale menselijke gevoelens, laat staan zwaktes. Op een bepaald moment krijgt Mandela bijvoorbeeld te horen dat zijn oudste zoon gestorven is bij een auto-ongeluk, waar de autoriteiten al dan niet iets mee te maken gehad hebben. Maar we krijgen nauwelijks een reactie te zien: Nelson Mandela, de held van godsdienstlessen overal ten lande, houdt zijn emoties in en gedraagt zich steeds met de serene verhevenheid die het voornaamste kenmerk van een heilige is. Dat is niet alleen ongeloofwaardig, maar ik denk ook niet dat je Mandela zelf daar een plezier mee doet, want je berooft hem op die manier van een groot deel van zijn menselijkheid. Als je niet bereid bent om een personage te bestuderen in alle facetten van z’n persoonlijkheid, als je niet bereid bent om verschillende kanten van een personage te belichten, dan moet je hem vooral uit je film houden, want dan zul je ook niet in staat zijn om een boeiend verhaal over hem te vertellen. Dennis Haysbert, van ‘Far From Heaven’ en de tv-reeks ’24’, speelt hem dan ook met een begrijpelijke plechtstatigheid: hoe speel je immers een icoon?
Bille August speelt op veilig bij elke artistieke keuze die hij maakt: zijn beeldvoering laat zich nergens specifiek opmerken, en op zowel intellectueel als emotioneel vlak neemt hij zijn publiek bij het handje om hen alles van a tot z voor te kauwen. Aan het begin van de film geeft hij ons een tekst die uitlegt wat Apartheid eigenlijk was (zo zie je maar hoe hoog hij zijn publiek inschat), élke gebeurtenis die de mentaliteit van Gregory beïnvloedt, wordt voorzien van drie à vier close-ups van Gregory’s peinzende gezicht (ik zat te wachten tot het aan- en uitflikkerende woord “processing” op zijn voorhoofd zou verschijnen) en wanneer August wat emotie in z’n film wilt introduceren, neemt hij z’n toevlucht tot schaamteloze manipulatie. Wat dacht u van een zwarte vrouw die getackled wordt door een flik, waarbij de baby die ze in haar handen had een meter verderop vliegt? Dat alles uiteraard voorzien van een nadrukkelijke streep emo-muziek? Subtiel, niet?
Het is wellicht precies die letterlijke, “laat vooral niets aan het toeval over”-mentaliteit van de filmmakers die ervoor zal zorgen dat ‘Goodbye Bafana’ volgend jaar gegarandeerd geprojecteerd wordt voor elke middelbare school in België én Nederland. Als leerkracht heb je er immers totaal geen werk meer aan, de kans bestaat zelfs dat er een paar tieners zullen zeggen: “Hoe dom denkt die regisseur wel dat we zijn?” Pedagogisch zal ‘Goodbye Bafana’ vast wel verantwoord zijn, maar als drama is dit een maat voor niks. Het is wachten tot Spike Lee dan toch eens die biopic maakt.