Als we het over indie rock uit Toronto hebben, dan denkt u vast aan
Broken Social
Scene. Het label van de band huisvest ook de meeste uitlopers
in al hun vormen en kleuren. Eén van die spin-offs is een
hersenspinsel van gitarist Andrew Whiteman, die na een verblijf in
Cuba meerdere malen ‘Eureka!’ riep, naar huis keerde en plotsklaps
zijn eigen bandje begon. Met behulp van enkele gelijkgestemden uit
de lokale tuinen kwam na enkele jaren ‘Folkloric Feel’ uit, een
plaat die post-rock en indie pop combineerde met heel wat exotische
ritmes en instrumenten. Het resultaat was bij momenten werkelijk
adembenemend, en over het algemeen erg aangenaam. Drie jaar later
is het dan tijd voor de opvolger, ‘The National Anthem of
Nowhere.’
Whiteman kan niet echt voortbouwen op de succesformule van
‘Folkloric Feel’, al probeert hij dat ook helemaal niet te doen.
‘National Anthem’ slaat een nieuwe weg in, waarbij er geprobeerd
wordt de Afro-Cubaanse klanken te integreren in een meer up-tempo
setting. Whiteman ontsteekt de tl-lampen, veegt het stof van de
productie (of beter: kiest een andere producer) en stampt met de
voeten terwijl hij de ene na de andere originele maar niet altijd
even overtuigende popcompositie uitspuwt.
Het album begint niet bijster sterk. ‘My Sword Hand’s Anger’ is een
track waar nog heel wat werk aan lijkt te zijn. Brommende
baslijnen, een overdreven hoekige structuur en weinig inhoud zorgen
voor een zeer wrange nasmaak, maar gelukkig duurt het maar even.
Ietwat typerend voor het album is dat een van de hoogtepunten hier
meteen op volgt: de titeltrack barst van geinige gitaarmelodieën en
een strak ritme, op het einde aangevuld door koperblazers. Een
indie popjuweeltje dat nooit wil overdonderen tot het spectaculaire
einde, maar ondertussen wel zorgt voor heel wat subtiele wendingen
en veel luisterplezier.
Hierna kan het album even het vergaarde momentum aanhouden. ‘The
Naked and Alone’ verbaast meer dan het imponeert, met een niet
alledaagse drumstijl, een orgel en gescandeerde vocals. ‘Cheap Like
Sebastien’ is dan weer een conventionele doch aangename popsong met
extra vocale harmonieën dankzij Lisa Lobsinger. Dit nummer doet
door zijn gezapige tempo en slaapverwekkende schoonheid nog het
meest aan ‘Folkloric Feel’ denken. ‘Haul Away’ is op zijn eigen
manier ook vrij origineel, maar verder niet opzienbarend.
Deze plaat bevat ook enkele Spaanstalige nummers. Zowel ‘Rafaga!’
als ‘A Fast Pony for Victor Jara’ kregen een stevig tempo en
overtuigende productie mee, al lijdt dit eerste nummer wat onder
minder geniale compositie en instrumentatie. ‘Chances Are’ en
‘Justine, Beckoning’ bewijzen dat Whiteman soms net iets te hard
zijn best doet om leuke en originele ideeën uit zijn kop te persen,
en het resultaat is vaak wat verwarrend en oninteressant. In ‘A
Rent Boy Goes Down’ lukt het wél, maar de scheidingslijn is
uiteraard niet altijd even duidelijk zichtbaar, een vreemde
constante in Whitemans muziek.
De eindbalans blijft echter positief, mede dankzij een ijzersterk
slot . ‘Jimmy Scott Is The Answer’ mengt post-rockelementen,
overdub bij de percussie en gezapige vocals, terwijl ‘NoNoNo’
misschien wel gaat lopen met de prijs voor ‘beste track’, met licht
komische tekst, subtiele strijkers, een nog subtielere piano en het
immer capabele gitaarwerk van Whiteman zelf. Wat u van dit alles
moet vinden, is ons ook niet altijd even duidelijk, maar ‘The
National Anthem of Nowhere’ zal in ieder geval geen totale
teleurstelling zijn, en dat alles dankzij Whitemans grootste
kwaliteit: zijn muzikale beweeglijkheid.