Vorst Nationaal, Brussel, 6 april 2007
Zijn imposante carrière duurt al meer dan veertig jaar, maar Bob
Dylan heeft nog steeds het imago van een onaantastbare sfinx.
Ondanks de vele boeken en films die over hem zijn gemaakt, hangt er
nog steeds een mist over wie Robert Zimmerman écht is. Interviews
geeft hij amper nog, en ook in zijn autobiografie ‘Chronicles’ liet
hij slechts uiterst zelden het achterste van zijn tong zien. Mede
hierdoor geldt het etiket ‘levende legende’ misschien wel voor
niemand méér dan voor hem.
Hoe groot zijn invloed op de popmuziek ook mag geweest zijn, een
ticket kopen voor een Dylan-concert is altijd een gok. Het is
hit or miss: soms is het fantastisch, soms staat hij drie
vierden van de tijd met z’n rug naar het publiek op een piano te
tokkelen en in een microfoon te neuzelen, zich niets aantrekkend
van melodieën, toonvastheid of – who needs ‘em anyway? –
songs. Over zijn vorige passage in België, in 2005, waren de
meningen erg verdeeld. Maar het blijft Bob Dylan, volgens de
omroeper in Vorst ‘The voice of the sixties’, en wie zijn wij om
daar tegen in te gaan. Bovendien had hij nu Modern Times op zak.
Deze vorig jaar verschenen cd bewees dat hij nog steeds in staat is
om een sterke, coherente en bij momenten ontroerende plaat te
maken. Veel heeft hij ook te danken aan zijn uitstekende band. De
tijd van Robbie Robertson en Richard Manuel komt nooit meer terug,
maar de huidige muzikanten geven de songs vaak een bluesy randje
dat het geheel áf maakt. Vooral multi-instrumentalist Donnie
Herron, die naast de lap steel ook de viool en de banjo ter hand
nam, is een echte aanwinst in de schaduw van de meester.
Beginnen deed Baawb in Brussel met ‘Tweedle Dee & Tweedle Dum’,
een stevig nummer uit ‘Love and Theft’, uit 2001. Dylan begeleidde
zichzelf tijdens de eerste twintig minuten op de gitaar, iets wat
tot voor kort, onder meer door zijn aanhoudende rugproblemen,
ondenkbaar was. Vanaf de prachtige versie van ‘When The Deal Goes
Down’ (uit ‘Modern Times’) kroop hij weer achter zijn
keyboard.
De setlist bestond uit een evenwichtige mix van oud en nieuw werk.
Logischerwijs konden absolute klassiekers als ‘Stuck Inside Of
Mobile With The Memphis Blues Again’ en ‘Like A Rolling Stone’ op
het meeste herkenningsapplaus rekenen. Alleen houdt Dylan ervan om
deze nummers live zodanig te vervormen dat je al goed moet opletten
om ze te herkennen. Niet alleen is zijn stem met de jaren nog
nasaler en onverstaanbaarder geworden, tijdens zijn ondertussen al
bijna twintig jaar durende ‘Never Ending Tour’ verandert hij soms
hele melodieën en stukken tekst van oudere nummers. Soms klinkt
het, maar even vaak botst het. In Vorst viel het heel goed mee, al
zag je de wat oudere fans soms verbaasd de wenkbrauwen fronsen.
Wetende dat hij in 2006 alleen al 99 concerten speelde, siert het
Dylan in ieder geval wel dat hij het op die manier voor zichzelf en
zijn publiek nog steeds boeiend weet te houden.
Hoewel het concert bij momenten erg stevig kon rocken, waren de
absolute hoogtepunten veeleer de tragere nummers, zoals ‘Boots of
Spanish Leather’ uit 1964 en (en dat was een openbaring van
formaat) ‘Nettie Moore’ uit de laatste plaat, dat sinds gisteravond
een plaatsje heeft veroverd tussen onze tien favoriete
Dylan-nummers.
Bob Dylan speelde in Vorst Nationaal niet op safe door een Greatest
Hits uit lang vervlogen tijden te brengen – tijdgenoot Paul
McCartney doet het al jaren en geen mens die erom mort. Géén ‘Mr.
Tambourine Man’, géén ‘Blowin’ in the Wind’, niets van onze
all-time favoriet ‘Blood On The Tracks’. Wat het publiek verwacht,
kan Zimmerman al jaren niet veel meer schelen. Twee jaar geleden
vreesden velen dat hij gedegradeerd was tot een vergane glorie die
enkel zichzelf nog kon parodiëren, maar die vrijdagavond in Vorst
bewees Dylan dat hij nog steeds in staat is om een evenwichtig,
ijzersterk concert te geven. Maar dan wél his way.