Shara Wordens knol staat ditmaal steigerend op de hoes afgebeeld;
best begrijpelijk als opeens dertien vreemden je aan de haren
beginnen te trekken. Na het verdiende succes van Bring Me The
Workhorse, één van dé platen van 2006, worden de songs op ‘Tear
It Down’ nog eens van stal gehaald en de mix in gedraaid door
grotendeels nobele onbekenden. Op ‘The Robin’s Jar’ na zien we hier
al onze teergeliefden terug, hoewel sommigen ervan wel bijna
onherkenbaar verkleed zijn.
Zo bijvoorbeeld ‘Freak Out’, dat in de ‘Gold Chains Panique Mix’
nog slechts enkele lijnen uit de song overhoudt. Een dreunende
clubtrack die na het einde wel nog even blijft nazinderen. Even
later selecteert DJ Kenny Michell uit dezelfde track een ander
fragment en gaat hier nog een stapje verder mee. Aanvankelijk wordt
deze ‘Rewind 93 Remix’ voorzien van een foute beat die doet denken
aan nineties dance à la Maxx, maar iets verder loopt hij toch over
in smaakvoller drum ‘n’ bass. Toch, afklokkend op iets meer dan
zeven minuten, krijgen we hier iets te veel van het goede en is het
halfweg al verleidelijk om vroegtijdig een volgende track uit te
proberen.
Ook Siamese Sisters en David Michael Sith gebruiken het
bronmateriaal enkel als springplank om een eigen compositie op
poten te zetten. Waar eerstgenoemde ‘The Good And The Bad Guy’
echter gebruiken als inspiratie voor een stijlvolle instrumental,
gaat Sith met ‘Gone Away’ te zeer de theatrale tour op en geeft het
nummer zo een te geforceerde beladenheid. Beter verzorgd is
Stakka’s interpratie van ‘Dragonfly’, die aanvankelijk dicht bij
het origineel blijft plakken, maar er tijdig toch afstand van neemt
en zo een mooi geheel aflevert, ingekaderd door klassieke strings
en ondersteund door een beat die het nummer nooit gaat overheersen.
Het eindresultaat ruikt wat naar Björk, maar dit mag
natuurlijk best als een compliment opgevat worden. Deze invloed zal
trouwens verder op de plaat nog de revue passeren, onder meer bij
de interpretatie van de Belg Haruki van ‘We Were Sparkling’, die zo
op ‘Vespertine’ te plaatsen valt maar spijtig genoeg te weinig
afwijkt van de oorspronkelijke versie om echt te verrassen.
Onder die kwaal gaan zoals meestal bij remixalbums nog wel meer
tracks gebukt. Murcot behoudt voor zijn ‘Dragonfly’ bijna integraal
Wordens vocale spoor en plaatst er een donkerder beat tegenover die
een andere sfeer laat opborrelen. Geen slechte afwisseling voor als
je de albumversie net te veel gedraaid hebt, maar een meerwaarde
hoef je hier verder ook niet te zoeken. Eenzelfde lot is Alfred
Browns stripped down ‘Magic Rabbit’ beschoren en ook bij
Lusine’s loungier versie van ‘Workhorse’ hoef je geen ingrijpender
aanpassing dan de toevoeging van wat belgerinkel te verwachten.
Slechter gesteld is het met ‘Golden Star’, dat door Alias werd
voorzien van een te eenvoudige beat. Die mag het nummer misschien
wel geschikt maken voor het uitgaansmilieu, maar kan in de verste
verte niet kan tippen aan het warmbloedige origineel. De te kille
beat schuurt bovendien ook een deel van de vocale empathie weg en
laat de track mechanischer klinken dan goed is.
Op papier zag ‘Tear It Down’ er geen al te strak plan uit,
aangezien één van de troeven van Bring Me The
Workhorse de organische klank van de nummers was. Door sterk
van de oorspronkelijke versies af te wijken kan deze remixplaat nu
en dan nog voor een verrassing zorgen, hoewel dit niet steeds een
even aangename is. Toch is de meerwaarde ervan te beperkt: als
bonusdisc zou deze schijf nog functioneel kunnen blijken, maar als
aparte release lijkt ze overbodig.