Het laatste zaalconcert van Nine Inch Nails in België dateert ongeveer uit de tijd dat houthakkershemden nog per dozijn de deur uitgingen. Dat de industrialgroep nu maar liefst twee avonden op rij naar de AB komt, was dan ook groot nieuws. Het concert was in een mum van tijd uitverkocht, en de spanning was bij aanvang te snijden.
Een show van Nine Inch Nails zou eigenlijk als theater besproken moeten worden: dit is geen optreden maar een "productie". Dat wordt al duidelijk door het aantal roadies dat vooraf het podium speelklaar maakt. Niet dat er voor een groot decor is gekozen — deze keer geen doorzichtig projectiegaas of andere tierlantijntjes: een uitgekiende lichtshow volstaat — maar elke beweging, elke in het publiek geworpen microfoon staat overduidelijk in het grote draaiboek. Dat is geen minpunt, gewoon een vaststelling: frontman/controlefreak Trent Reznor laat niets aan het toeval over.
Muzikaal is de groep overweldigend als gewoonlijk: drums mokeren, gitaren cirkelzagen, elektronica dreunt overal doorheen. Zeiden we theater? Nine Inch Nails staat synoniem voor een zekere vorm van bombast, "less is more" staat bij hen niet erg hoog aangeschreven. En wat opvalt: Reznor voelt hoegenaamd de nood niet het laatste — en erg tegenvallende — album With Teeth te promoten. Enkel de poppy single "The Hand That Feeds" en het op een discobaslijn drijvende "Only" passeren de revue.
Het lijkt erop dat Reznor meer voelt voor een terugkeer naar het meedogenloze geluid van het mini-album Broken uit 1992. Maar liefst vier van de zes tracks worden hier gespeeld, en zij bepalen het geluid. Wanneer de razendsnelle beat van "Gave Up" of de ratelende drums van "Wish" weerklinken, ontploft de zaal nog net dat tikje harder. En daar blijft het niet bij: "Survivalism" van het in april te verschijnen Year Zero lijkt een terugkeer naar die heftigheid aan te kondigen. De dansbaarheid van de plaatversie maakt hier plaats voor een pletwals van drum en gitaar.
Er zijn ook momenten waarop Reznor gas terugneemt. "Help Me I’m In Hell" is niet meer dan een soundscape-intermezzo, een welkom ademhalen tussen de waanzin van "Gave Up" en "The Eraser" in. So far so good: Nine Inch Nails levert een degelijk concert, maar dat tikje extra dat de anticipatie verrechtvaardigt is nergens te bespeuren.
In de finale steekt de groep een tandje bij en is er gaandeweg toch een extraatje merkbaar. Reznor diept de Joy Division-cover "Dead Souls" van de soundtrack van The Crow op en "Hurt" krijgt de beklemmende uitvoering die het nummer verdient. Meteen heeft Reznor nog eens goed duidelijk gemaakt dat het wel degelijk zijn nummer, zijn verhaal is, hoe indrukwekkend de versie van Johnny Cash ook moge zijn. Wanneer het nummer open bloeit en de band er opnieuw bij komt, overmant een golf kippenvel de zaal.
Op deze tour is dat nummer voor het eerst niet de traditionele afsluiter. "The Hand That Feeds" volgt ogenblikkelijk, en dan mag "Head Like A Hole" de zaak afsluiten. Die bijna twintig jaar oude doorbraakhit zet de kers uiteindelijk dan toch nog op de taart. Badend in witheet tegenlicht en geruggensteund door een dozijn stroboscopen wordt de zaal volledig platgewalst. Wham, Bam, Thank you, mam: geen bissen, geen dank u. Het doek valt. Het werk is gedaan, morgen nog eens van dat.
Dat is dan ook weer het voordeel aan een goeie theatershow: zolang de voorbereiding grondig is gebeurd, kan zelfs op werkmanskracht een goeie voorstelling worden afgeleverd. Nine Inch Nails was in Brussel op geen enkel moment bijzonder geïnspireerd, maar leverde toch een indrukwekkende show af. Van een theatervoorstelling verwachten we niet meer, maar van een optreden zien we toch liefst dat het ergens ook "het moment" vat. Vijf sterren dus, maar die komen van de theaterliefhebber in ons. De muziekrecensent miste toch een tikje bezieling.