115
De kans is groot dat het u ontgaan is tussen de Mel Gibson en
Britney Spears-perikelen door, maar in het immer uitdijende clubje
rehab-patiënten van het voorbije jaar, zat ook
funnyman Robin Williams. Verleden zomer liet hij zichzelf
opnemen omdat hij weer fameus aan de fles was gegaan, wat meteen
een verklaring biedt voor zijn carrièrekeuzes van 2006. In ‘RV’ nam hij plaats
onder een strontfontein, ‘The Night Listener’ was een thriller die
nooit tot bij ons raakte, en dan is er nog deze ‘Man of the Year’,
een vreemd soort kruising tussen een komedie, een drama, een
thriller en een laxeermiddel, die suggereert dat niet alleen
Williams, maar vooral ook schrijver en regisseur Barry Levinson
zwaar aan het hijsen is gegaan voordat ze hiermee op de proppen
kwamen.
Willams speelt Tom Dobbs, de presentator van een komische
talkshow die wekelijks zijn satirische kijk geeft op de Amerikaanse
politiek. Wanneer iemand van het publiek hem vraagt waarom hij zich
eigenlijk zelf niet kandidaat stelt als president, besluit Dobbs om
net dat te doen. Hij zet zich op de lijst als onafhankelijke
kandidaat, en dankzij de populariteit van zijn tv-show en een fikse
internet-buzz worden zijn kansen steeds groter. Tot zijn eigen
verbazing wint Dobbs het presidentschap, maar dan loopt het mis.
Eleanor Green (Laura Linney), is een werknemer bij Delacroy
Systems, een ICT-bedrijf dat voor de eerste keer de software
leverde voor de stemcomputers. Green is een fout in de technologie
op het spoor gekomen, waardoor het telsysteem onbetrouwbaar wordt –
bijgevolg is Dobbs niet echt de president. Green wordt hardhandig
het zwijgen opgelegd door haar grensverleggend slijmerige baas Alan
Stewart (Jeff Goldblum), en zoekt dan maar contact met Dobbs zelf
om de waarheid aan het licht te brengen.
Het is een torenhoog cliché om in recensies te klagen dat een
film “niet weet wat hij wil zijn”, maar daar zijn we dan. ’t Is
leuk om op imdb deze film op te zoeken en de sleutelwoorden te
bekijken: Fart / Washington D.C. / Political thriller /
Political / Fart Joke. Dat zou al iets moeten zeggen over de
gespletenheid van ‘Man of the Year’. Het jongleren met verschillen
genre-eigenschappen kàn werken, maar dan heb je wel een erg sterk
script nodig, dat het mogelijk maakt om van comedy naar thriller
over te stappen en zo via een omweggetje bij een drama uit te
komen. Als je zoiets wilt doen, moet je structuur helemaal goed
zitten en moet je personages creëren die geloofwaardig genoeg zijn
om ons die verschillende emoties te verkopen. En dat is hier dus
niet het geval.
Barry Levinson racet tegen een rotvaart door het eerste half
uur, om zijn hoofdpersonage toch maar zo snel mogelijk verkozen te
krijgen. Die eerste dertig minuten voelen aan één lange montage van
ultrakorte momentjes, waarin Robin Williams zijn vertrouwde
performance nog eens mag bovenhalen – iedereen die ooit
zijn one man shows heeft gezien, zal gegarandeerd een paar
grappen herkennen. Dan daarna, eens Tom Dobbs de verkiezingen heeft
gewonnen, is het uit met het lachen. De humor sijpelt langzaam maar
zeker uit de film weg, maar de prent vindt op dat moment godzijdank
ook wel een zeker ritme, zodat we effectief scènes krijgen tussen
de personages waarin iets wezenlijks gezegd wordt om de plot
vooruit te helpen, in plaats van enkel korte momentopnames.
De regisseur schakelt op ontstellend onhandige wijze over naar
serious mode, en introduceert wellicht de minst
geloofwaardige thrillerplot in jaren. Let op een scène waarin Laura
Linney haar baas Jeff Goldblum confronteert met de
computerproblemen die voor een valse verkiezingsuitslag hebben
gezorgd. In plaats van simpelweg te zeggen: “Ik weet van niks, stap
het af,” begint Goldblum om onverklaarbare redenen plots een lange
monoloog af te steken waarin hij alles toegeeft (!), maar via wat
gezwijmel over de aard van de democratie zichzelf probeert te
verantwoorden. Hoe langer de film duurt, hoe gekker de
plotwendingen worden, inclusief inbrekers die drugcocktails in je
lijf spuiten en moordaanslagen in telefooncellen. En omdat geen
enkele film nu eenmaal compleet is zonder een romance, vragen de
makers óók nog eens om te geloven dat Williams en Linney een
instant-aantrekkingskracht voelen, waarom ook niet? Van begin tot
eind zit er geen minuut in ‘Man of the Year’ die je kunt geloven,
àlles is even geforceerd, vergezocht en fake.
Levinson wilt heel wat vertellen met ‘Man of the Year’. Hij wil
kritiek leveren op het huidige beleid, waarin de Democraten en de
Republikeinen zo dicht naar elkaar toe zijn gegroeid dat er
nauwelijks nog een verschil te vinden is. Hij wil iets zeggen over
de toenemende kracht van de media op het politieke proces, zodat
niet de meest bekwame persoon het haalt, maar wel degene die het
best overkomt op tv en die het het beste kan uitleggen (anders
hadden we nu wellicht president Al Gore gehad). Terwijl hij toch
bezig is, wil Levinson zelfs een anti-rookcampagne op poten zetten,
door van één van de nevenpersonages (Christopher Walken als manager
van Williams) een kettingroker met longemfyseem te maken. Hij zal
het allemaal wel erg goed bedoeld hebben, maar bij gebrek aan een
min of meer aanvaardbare plot of personages voor wie je iets kunt
voelen, blijft het allemaal weinig meer dan borrelpraat.
Robin Williams kreeg in de internationale pers de ergste kritiek
over zich heen voor het mislukken van ‘Man of the Year’, maar
let’s face it, hij heeft dit niet geschreven of
geregisseerd. Het grootste deel van de tijd lijkt hij zich zelf ook
af te vragen waar hij mee bezig is – ik zie ‘m zó na elke take naar
Levinson toestappen en vragen: are you sure about this,
Barry? Laura Linney is een goeie actrice die er een gewoonte
van maakt om slechte films te kiezen, en dat is hier niet anders.
Je maakt mij niet wijs dat iemand van haar kaliber geen betere
manager kan vinden. Verder krijgen we Christopher Walken die alweer
zichzelf speelt en Jeff Goldbum die er ook niet aan kan doen.
Kortom, het is allemaal niet om aan te zien, maar ik ben niet
geneigd om de acteurs daar de schuld van te geven.
‘Man of the Year’ barst van de goede bedoelingen, maar goede of
slechte bedoelingen, het feit blijft dat hij bàrst. Moest ik in
zoiets hebben meegespeeld, ik zou óók aan de drank gaan. Santé!