
Hun look lijkt ontsproten aan het brein van de broertjes Coen, ze
combineren de schijnbare nonchalance van Evil Superstars met
de power van The Stooges in hun jonge dagen en hebben meer
credibility in hun kleine teen dan alle Pete Doherty’s van
de wereld in hun pathetische lijf. Ladies and gentlemen:
Grinderman! Dit kernkabinet van The Bad Seeds serveert ranzige,
bloedzuigende bluesrock met de vastberadenheid van een uitgehongerd
leger muggen en Nick Cave strijdt met de gitaar tussen de tanden
mee in de frontlinie. Na de lyrische uitbundigheid van Abattoir Blues/The Lyre Of
Orpheus, de laatste Bad Seeds-worp, volgt met dit titelloze
debuut schuimbekkend minimalisme. De coolness van The Dude uit
The Big Lebowski
wordt gekoppeld aan daadkracht. Cave, Sclavunos, Casey en Ellis
hebben met Grinderman een nieuwe, smerige uitlaatklep gevonden voor
hun niet-aflatende creativiteit en als een nicotinejunkie die
sigaretten probeert af te zweren, ademen we de roetzwarte walmen
gretig in.
Een dozijn platen, een paar scenario’s en romans, een
filmsoundtrack, …: bij minder getalenteerde zielen zou het zweet
bij zoveel productiviteit harder uitbreken dan bij Jean-Luc Dehaene
tijdens een fietstocht in de Vlaamse Ardennen, maar voor Nick Cave
is veel niet voldoende. Uit nostalgie naar een tijd waarin jazzcats
en bluesnegers de ene plaat na de andere opnamen, werd samen met
vaste onderdelen van het Bad Seeds-meubilair Grinderman uit de
grond gestampt. De band kleedt zijn songs niet aan met Nicky
Vankets-tierlantijntjes, een zweterig maatpak van gestileerde
eenvoud is de perfecte outfit voor de rechttoe rechtaan-aanpak van
Grinderman. In de hete braadpan van de band liggen rauwe
biefstukken van riffs te sudderen en Cave voegt met afwisselend
sensuele, smeuïge en briesende vocals flinke hoeveelheden boter
toe.
Saignant is voor losers, bleu is het echte spul:
rock-vegetariërs zouden tijdens de openers van ‘Grinderman’ vast
beginnen te kokhalzen. ‘Get It On’ en ‘No Pussy Blues’ klinken
uitgebeender en rauwer dan een karkas waar coyotes en aasgieren hun
gang mee gaan. In dat laatste nummer fluistert Cave ons de
frustraties toe die een seksloos bestaan met zich meebrengen, om
dan in woede uit te barsten tijdens ejaculaties van messcherpe
noise. Ook in ‘Honey Bee (Let’s Fly To Mars) druipt geile
frustratie van de luidsprekers. ‘Won’t somebody touch me’, smeekt
Cave terwijl hij loos gaat op zijn orgel. Het resultaat klinkt
opwindender dan Hot Hot Heat en Millionaire samen.
Het primitieve gitaargeweld en de perverse blues zijn dan wel
prominent aanwezig, Grinderman bouwt ook rustpunten in vol donkere
sensualiteit en tristesse. Zo trekken de bas van Casey en de
gemuteerde viool van Ellis de aandacht naar zich toe in het
ingetogen, maar onrustige ‘Electric Alice’ en zou het titelnummer
zo naast het beste materiaal van Mark Lanegans ‘Bubblegum’ kunnen
staan. Ook mogen we ‘(I Don’t Need You To) Set Me Free’ niet
vergeten te vermelden, het nummer dat het dichtst aanschurkt tegen
The Bad Seeds en een song die ‘Nocturama’ goed had kunnen
gebruiken. Dan is er ook nog de vertederende ballad ‘Man In The
Moon’, maar hier houden we op voor we elke song vernoemd hebben. U
begrijpt het ondertussen wel.
Grinderman is een godsgeschenk. De band serveert niet enkel de
meest opwindende bluesrock die we sinds lang gehoord hebben,
daarnaast zal deze plaat vast en zeker de spil zijn die de Bad
Seeds een grotere dynamiek zal verlenen. Cave, Sclavunos, Ellis en
Casey klinken als een stel enthousiaste, waanzinnig getalenteerde
jonge honden, het spelplezier druipt ervan af en mindere momenten
vallen nergens te bespeuren. Nu maar hopen dat Chokri dit
leest!