De redenen waarom regisseurs aan het filmen slaan
kunnen erg uiteenlopend zijn. Billy Wilder deed het om zijn
scenario’s te beschermen, Ed Wood, God bless him, omdat
hij nu eenmaal dacht dat hij de beste filmmaker ooit was en Ken
Loach omdat hij toch ergens zijn sociopolitieke eieren kwijt moet.
Mel Gibson, of Mad Mel, zoals hij werd omgedoopt door de
tabloids, zet spul op pellicule om de demonen van zich af
te filmen. Mel heeft namelijk issues, en nog geen
kleintjes ook. Met zijn diepgelovige overtuigingen, zijn politiek
incorrecte uitspraken en terugkerende drankverslavingen is hij het
zoveelste voorbeeld dat de tol van roem zo hoog ligt dat je erin
kan verzuipen. En toch werd zijn vorige film een ongeziene
controversiële blockbuster die zelfs roedels nonnekes en paters
naar de cinema lokte. Voor zijn nieuwste, ‘Apocalypto’, trok Gibson
met een kliek Maya-lookalikes naar het oerwoud en hij kwam terug
met een hartversnellende knoert van een avonturenprent die zich met
evenveel geweld als schoonheid door uw netvlies zal branden. Het
leven zoals het was: bij de Maya’s. Met een flinke emmer
ultraviolence, vanzelfsprekend.
Mel draait de knop van zijn teletijdsmachine een kwartdraai naar
rechts om ons mee te nemen naar de laatste dagen van de
Maya-beschaving. Het rustige leven van jager Jaguar Paw (een
intense Rudy Youngblood) wordt verstoord wanneer zijn vredevolle
dorpje overvallen wordt door een bende plunderaars uit de stad.
Nadat hij zijn zwangere vrouw en zoontje in veiligheid heeft kunnen
brengen, wordt hij, samen met de andere mannen uit het dorp, als
gevangene meegenomen naar de Maya-metropool. Dikke shit voor
Jaguar, want in de stad zijn ze goed zot aan het worden van de
ziektes (‘ze zeggen dat we aan het rotten zijn!’ schreeuwt een
hogepriester in zijn beste Yucatec-dialect) en offeren ze de ene
sukkelaar na de andere om de goden terug gelukkig te maken. Omdat
Jaguar nu eenmaal geen zin heeft om ‘Temple of Doom’-gewijs
zijn organen kwijt te spelen, zet hij het op een loopje om
vervolgens de weg naar eega en kroost terug te vinden.
Voor zijn vierde film bewijst malle Mel nog maar eens wat voor
een enorm talentvolle cineast hij eigenlijk is. Zijn privéleven mag
dan niet al te koosjer (ha!) zijn, de beelden die hij uit zijn
rusteloze kop haalt zijn vaak zo intens, ontzagwekkend en
gedetailleerd (wist je dat mieren met venijnige haakjes kunnen
gebruikt worden als hechtmiddel voor een wonde?) dat we stilaan
over Mel de auteur kunnen spreken. We weten nu wel al dat
historische correctheid zijn dada niet is (waarom had William
Wallace blauwe verf op zijn tronie? Omdat dat er fucking
cool uitziet, tiens.) en zijn fetish voor gewelddadige
folterpraktijken (Jim Caviezel bedwatert ongetwijfeld nog wekelijks
sinds hij Jesus Christ Superstar heeft mogen spelen) is uiteraard
ook weer all over the place in dit viscerale avonturenepos
waarin een jaguar zich vastbijt in het aangezicht van een stoute
Maya-krijger. Maar m’n kop eraf (kwestie van in de sfeer te
blijven) als ‘Apocalypto’ niet de meest opwindende brok kinetische
zintuigcinema is sinds lange tijd. Ik zie Mel al grijnzen achter
zijn high definition-camera’s wanneer hij Rudy voor de zoveelste
take door de bossen laat crossen als opgejaagd wild. Denk aan een
soort kruisbestuiving tussen de meditatieve natuurfilosofie van
Malick en het Spielbergeske rollercoaster-gevoel uit de Indiana
Jones-films. En dat allemaal uitgespeeld door stevige Maya-dudes
die elkaar te lijf gaan met botte bijlen en speren die ten gepaste
tijde op fotogenieke wijze een lijf mogen doorklieven.
Mel is dus niet zozeer geïnteresseerd in uitgebreide
socio-antropologische inzichten in de Maya-cultuur, als wel in een
rechtlijnige en brutale avonturenfilm. Het verhaaltje is klassiek
en staat op simplistische wijze symbool voor het verval van de
Maya-beschaving. ‘Apocalypto’ gaat over de held Jaguar. Jaguar is
zijn madam kwijt (eigenlijk een latino-variant van onze Thorgal
dus) en het enige dat hem interesseert is haar terugvinden. Hij
neemt het lot in eigen handen en laat zien dat hij nog niet klaar
is om ‘uit te sterven’. Tijdens zijn vlucht back home (de
laatste akte van de film is één lange, schitterend georchestreerde
achtervolgingsequens) ontpopt hij zich als een bijna onkwetsbare
jager die alle middelen uit zijn habitat aanwendt om zijn vijanden
te kloten (gniffel mee wanneer hij giftige pijltjes maakt met een
kikker en spring even omhoog wanneer hij een agressieve bijenkorf
als een basketbal aan zijn belagers doorgeeft). Die eenvoudige,
primaire narratieve structuur geeft ‘Apocalypto’ een strak en nooit
aflatend ritme. Voeg daar dan nog het indrukwekkende camerawerk
(dat waterval-shot!) en het gedetailleerde oog van de regisseur aan
toe en je vergeet al snel het gebrek aan duiding over het ‘grotere’
onderwerp dat de film had kunnen geven.
Maar de keuze om het narratief clean and simple te
houden (met net iets teveel reddende deus ex machina’s) wordt
gecounterd door de beelden, decors, kostuums en sfeerschepping zo
authentiek en onheilspellend mogelijk te maken. Gibson zal nooit
volledige historische correctheid nastreven, maar hij zal wel
optimaal gebruik maken van flarden filmisch interessante
geschiedenis om zijn tijdskader zo overtuigend mogelijk te
evoceren. En bij de Heilige Mayaanse Kalkoen, wat doet hij dat
goed. Vanaf de openingsscène, een klopjacht op een tapir, zit je
dus effectief in de jungle tussen de blote billen-Maya’s met de
onhandige maar retecoole oorbellen en neusringen. Tuurlijk weet je
als kijker niet of het allemaal echt zo was, maar je bent voldoende
betrokken bij de fysieke en emotionele reis van Jaguar en co. dat
het er eigenlijk weinig toe doet. Gibson maakt boeiend (en
gewelddadig) entertainment (check zijn bizarre ‘Midnight
Cowboy’-referentie), geen geschiedenisles.
Haal ‘m uit de ontwenningskliniek, steek snel een camera in zijn
handen en stuur hem de jungle in. Mel heeft de kwelduivels namelijk
heel hard nodig om zijn zijn pure, onversneden passie, films maken,
te laten zegevieren. Want een ongetormenteerde Mel had een
denderend actieavontuur zoals ‘Apocalypto’ in geen honderd jaar
kunnen maken. Neen, een Mel zonder demonen zou getekend hebben voor
een sequel op ‘What
Women Want’. En wie zit daar nu op te wachten?