Foley Room is geen avant-gardistische plaat! Dat wordt althans beklemtoond in de perstekst die het nieuwe album van Amon Tobin vergezelt. Een bloemlezing uit datzelfde promopraatje: "tracks opgetrokken uit geluidsopnames van brullende tijgers en druppende kranen", "een eerbetoon aan de musique concrète" en zowaar een verwijzing naar Pierre Schaeffer. Neen, Foley Room is beslist geen avant-gardistische plaat!
Alle gekheid op een stokje: al dragen de nummers op Foley Room geen ronkende titels, genre "Studien Für Klavier Und Quadrophone Elektronik", toch steunt Tobin met deze plaat wel degelijk op een traditie van avant-gardemuziek en experimentele compositiemethodes. De Braziliaanse Brit Amon Adonai Santos de Araujo Tobin serveert ditmaal geen stoofpotje van gesamplede freejazz, roekeloze samba en loeiharde drum ’n bass zoals op zijn alom geprezen debuutalbum Bricolage. De man verdwaalt al evenmin in de filmische gekdoenerij van zijn laatste echte plaat, Out From Out Where.
De eerste stap in de totstandkoming van Foley Room was de aanleg van een digitale museumkelder, gevuld met opnames van omgevingsgeluiden gaande van rondkruipende mieren verpakt in zilverpapier, tot optrekkende choppers en voorbij denderende goederentreinen. Dat bleek soms een meeslepend karwei, en soms een uiterst vervelende sisyfusarbeid te zijn. De bijgeleverde dvd die het opnameproces documenteert, toont Tobin en zijn team, cruisend door een safaripark, op zoek naar die ene perfecte opname. De heren geluidskunstenaars duwen een arsenaal aan hoogtechnologische apparatuur onder de neus van een kudde buffels, die na lang wachten echter niets dan stilte ambiëren.
Uiteindelijk vindt Tobin in de kooi van de katachtige roofdieren enkele bereidwillige, muziekminnende medewerkers. Hij gebruikt een uitgerekte opname van hun gegrom en gebrul als kapstok voor "Big Furry Head", een van de hoogtepunten uit Foley Room. Hieraan hangt het elektronicagenie een rollende beat en drapeert er synchrone bliepjes en op onregelmatige wijze optrekkende melodieën rond. Vergelijkingen met de werkwijze en output van het Amerikaanse Matmos zijn zeker niet uit de lucht gegrepen — beluister ter illustratie hun laatste worp The Rose Has Teeth In The Mouth Of A Beast. Al sleurt de hippe Ninja Tune-coryfee, in tegenstelling tot het tweetal uit San Francisco, geen vervelend, elitair keurslijf met zich mee.
Tobin kijkt wel uit geen abstracte brug te ver te gaan. Op het tweeluik "Bloodstone" en "Esther’s" mag het gerenommeerde Kronos Quartet komen meedoen. Het eerste nummer ademt de onbehaaglijke sfeer van een negentiende-eeuwse boerenkermis in een parallelle wereld, waar de zon nooit heeft geschenen. Strijkers zwalpen heen en weer op een dronkemanswijsje, terwijl een aapje zonder pels op het draaiorgel danst wanneer de loodzware bassen invallen: geniaal! "Esther’s" is het vervolg op "Bloodstone", tweehonderd jaar later: hetzelfde melodietje wordt opengereten door loeiende gitaren en ronkende motoren.
Foley Room is uiteindelijk geen consistente plaat geworden. De strijkers op "The Killer’s Vanilla" sluiten nog enigszins aan bij "Bloodstone", maar het mooie en erg zweverige "Horsefish" kan moeilijk harder contrasteren dan met de futuristische ketelmuziek van het daaropvolgende "Foley Room". Tobin duwt en trekt de luisteraar doorheen deze plaat langs alle extremen van zijn gecreëerde geluidsuniversum.
Amon Tobin komt op Foley Room allerminst baanbrekend uit de hoek. Daar gaat de man ook helemaal niet prat op en dat is zeker geen verwijt. Foley Room is immers de verfijning van een bestaande formule tot auditieve spitstechnologie. De honderden in elkaar gehaakte geluidslaagjes op ieder nummer kunnen moeilijk als easy listening geklasseerd worden, maar ook dat is geen verwijt en zorgt er eerder voor dat dit album gemakkelijk tot Tobins beste werk mag gerekend worden.
Amon Tobin speelt op 13 april in de ABClub tijdens het DOMINO festival en op 14 april op het Motel Mozaique festival