Net als een kat lijkt Alex Gopher over negen levens te beschikken. Het aantal projecten waarbij de man reeds betrokken was, dient onderhand te worden bijgehouden door een archivaris. Gelukkig staat die veelzijdigheid de kwaliteit absoluut niet in de weg, en is Alex Gopher een plaat geworden die je meevoert naar de zevende hemel.
Een alarmgeluid dat aanzwelt tot een climax en vervolgens naadloos overgaat in de betere jaren-tachtigpop, zoals die ook op de platen van Air te horen valt: zo opent “Out Of The Inside” het nieuwe, titelloze album van Alex Gopher. In een ver verleden was de Fransman betrokken bij Orange, een band waaruit Bang Bang, A Bigger Splash en — het is niet waar! — Air ontstonden. Na het opdoeken van Orange zocht Gopher zijn heil bij voormalige buddy Etienne De Crecy, met wie hij het Solid label uit de grond stampte. Op dat label verschenen tien jaar geleden de Gopher e.p. en, niet veel later, de ondertussen van een cultstatus voorziene Superdiscount-platen. Daarnaast bracht de man nog een handvol andere platen uit op diverse labels: Gopher is een bezig baasje, en bovendien niet voor één gat te vangen.
Met het nieuwe, simpelweg Alex Gopher getitelde project zoekt hij aansluiting bij zijn eigen Orange-verleden: popmelodiën krijgen op deze worp alle kansen, en daar heeft de medewerking van Jean-Benoit Dunckel en Nicolas Godin van Air zeker mee te maken. Wie zonder enige vorm van informatie “Isn’t It Nice” te horen krijgt, zou zweren dat het gaat om een gelekte song van de nieuwe, binnenkort te verschijnen Air-plaat. De track baadt in een sfeer van verwondering en luchtigheid, die zowat het handelsmerk van Air is. Toch vormt Alex Gopher geen veredeld Air-album, zoals Charlotte Gainsbourgs 5:55 dat bij momenten wel is. Om de samenwerking met ‘enkele vriendjes van vroeger’ te vervolledigen, zat Etienne De Crécy achter de knoppen bij de opnames van dit sfeervolle werkstuk.
Bovendien graaft Gopher, die in dit album zonder vocoder zingt, diep in de muziekgeschiedenis. In “Boulder Colorado” benadert hij gevoelig werk van Pink Floyd en met de in dit nummer binnengesmokkelde mondharmonica zoekt hij aansluiting bij Ennio Morriconi. En dan werden de subtiele, maar onmisbare backing vocals van Helena Noguerra nog niet vermeld. Als een perfecte finishing touch duikt de zwoelheid van haar stem hier en daar op, waarmee ze de luisteraar helemaal richting zevende hemel katapulteert. Toch bulkt niet heel Alex Gopher van de zweverigheid. Zo herinnert “Carmilla” aan het gladste dat Daft Punk uitbracht, zonder echter te gelikt over te komen; dansbaar, maar mét street credibility. Dat geldt ook voor het met een waanzinnige groove gezegende “The Game”, waarvan we ons na vijftien luisterbeurten nog steeds afvragen of het niet beter een instrumental was geweest.
Het meest betoverende nummer dat Gopher uit zijn mouw schudt, is het wonderlijke “Song For Paul”. Hoewel het van start gaat als een kampvuurliedje van dertien in een dozijn, ontpopt het nummer zich algauw — niet het minst dankzij het subtiele spel van Nouvelle Vague-gitarist Olivier Libaux — tot een bezwerend valavondliedje dat alle mogelijke zorgen naar een dode hoek verdringt. En daarin ligt de kern van Alex Gopher: net als Charlotte Gainsbourg, Superdiscount en zelfs Nouvelle Vague, is hier een artiest aan het werk die zorgt voor een vluchtweg uit de werkelijkheid.