Joe Jackson, Michelle Shocked en Rod Stewart deden het haar al voor, maar voor degenen die wat vertrouwd zijn met de eerdere albums van McKeown zal het geen verrassing zijn dat Virginia’s cutest zich ook eens zou wagen aan een album met jazz standards. En hoe! Het is verdomme jammer dat de garantie op onze bureaustoel niet geldt voor slijtage. Het kontgedraai houdt gewoon niet op.
Hoewel de big band-hausse van een paar jaar geleden zijn hoogtepunt al geruime tijd bereikt heeft, valt een wat kleinschaliger album als Sing You Sinners nog steeds in de smaak. Als we mogen afgaan op de respons en kritieken, dan is McKeown momenteel bezig aan een transfer van eerste provinciale naar derde nationale. Opnieuw geen verrassing voor wie haar al kende, want Sing You Sinners vervolmaakt een ijzersterk trio albums dat begon met Grand (2003), een pareltje waarop McKeown alles tussen pop, folk, jazz en indie te lijf ging met een verbluffend gemak en dat daarna werd verdergezet met het homogenere We Will Become Like Birds (2005), waarmee het opdondertje een indrukwekkend popalbum afleverde.
En nu is er Sing You Sinners, waarop ze haar liefde voor oude jazz en populaire muziek helemaal kan botvieren. Het album legt, net als Joe Jacksons Jumpin’ Jive (1981) de nadruk op de populaire songs van het pre-rock-’n-rolltijdperk, maar terwijl Jackson zich vooral richtte op jazzhelden als Cab Calloway en Louis Jordan, gaat het in dit geval meestal om een iets lichtere, minder sterk aan de zwarte muziek ontleende variant. Het is de wereld van de show tunes, van Broadway, Tin Pan Alley en gesuikerde tv-musicals. McKeown heeft al jaren een zwak voor Judy Garland, wier geest al sterk aanwezig was op Grand, en het zal dan ook niet verbazen dat Sing You Sinners wordt afgetrapt met een song die vooral door de betreffende ster bekend werd.
"Get Happy" zet meteen ook de toon voor de rest van het album. McKeown mag dan geen jazzachtergrond hebben, ze slaagt er wel in om een geloofwaardige cover te brengen van een standard: fris, spontaan en swingend, zonder geforceerd of als een lichtgewicht te klinken. Met een kleine kernband van drie muzikanten (toetsen, contrabas en drums), aangevuld met enkele blazers (trombone, trompet, klarinet), swingt, heupwiegt en grapt ze door songs van iconen als Harold Arlen (de openingstrack, "Paper Moon"), Johnny Mercer ("Something’s Gotta Give"), Cole Porter ("Just One Of Those Things") en Fats Waller ("If You A Viper").
De songs werden, op McKeowns eigen "Melody" na, geschreven tussen 1930 en 1958, en het is straf dat ze ze allemaal naar haar hand weet te zetten. Technisch gezien is ze meer dan begaafd genoeg om ze aan te kunnen, en ook al wordt er niet altijd bijster vindingrijk omgesprongen met het basismateriaal, toch klinkt Sing You Sinners eigentijds en durft McKeown met haar guitige, jongensachtige charme hier en daar eigen accenten te leggen door een energieke aanpak uit rock, of door de nadruk te leggen op een onverwacht instrument (banjo, Wurlitzer, etc.).
Al gaat ze geen enkele keer uit de bocht, het zijn de vlottere songs die het aanstekelijkst werken: het rammelende titelnummer zet zelfs de meest doorgewinterde cynicus aan tot montere danspasjes, "Rhode Island Is Famous For You" (al jaren een livefavoriet) en "Thanks For The Boogie Ride" swingen als een tiet, en haar eigen miniatuursong "Melody" klinkt als een vergeten klassieker. Een groter compliment is er amper denkbaar. En als ze zich dan ook nog eens waagt aan het Franstalige "Coucou", en het er met flair vanaf brengt, is de buit helemaal binnen. "Coucou, ouvrez-moi bien vite / Coucou, mon coeur vous invite / Coucou, il fait nos aimer." Damn right, we geven ons gewonnen.