Met zijn grove tekeningen en een even hard verhaal, was Miltons Dromen een van de beste strips van vorig jaar. In dit tweede en afsluitende deel volgen de antwoorden op de vragen én wordt het verhaal op een geloofwaardige manier, op minstens even hoog niveau verdergezet.
Een jaar geleden verscheen het eerste deel van het tweeluik Miltons Dromen. In dat verhaal maakten we, tegen de achtergrond van de Grote Depressie, kennis met het grauwe bestaan van de gehandicapte Milton en zijn gezinsleden. Getroffen door de economische crisis, zoekt het gezin aansluiting bij de karavaan gelukzoekers die naar het Westen trekt. Hoewel de tocht een vlucht van de ellende is, blijft het ongeluk, in de vorm van enkele bloederige moorden, de gelukzoekers niet bespaard.
Hoewel Miltons Dromen zeker niet afgedaan kan worden als een gewone whodunit, blijft de grote vraag na het eerste deel uiteraard wie de moorden op zijn geweten heeft. Door zijn — om het op een incorrecte manier te zeggen — lichte achterlijkheid, uiterst struise lichaamsbouw en zéér gewelddadige dromen, lijkt het voor de hand liggend Milton aan te wijzen als de dader. Dat Milton zelf last begint te krijgen om droom en werkelijkheid van elkaar te onderscheiden, maakt dat tot op het einde niets zeker is. Komt daar nog bij dat zowat alle personages behoorlijk agressief aangelegd zijn en het wordt begrijpelijk dat er enkele zogenaamde superagenten ten tonele verschijnen om de moorden op te helderen.
Die agenten lijken weggelopen uit de betere film noir en staan in schril contrast met de incompetente lokale speurneus wiens enige bekommernis het achter tralies krijgen van om het even wie is. Deze enigszins kleurrijke figuren zorgen voor een mooie aansluiting bij de tijdsgeest: een harde wereld waarin alleen het eigenbelang enige waarde heeft. Zowat alle personages laten niet na elkaar tot in extremis de duivel aan te doen, al was het maar omwille van een onnozele kindergrap. De hardheid van de mensen en de wereld waarin ze in dit album rondlopen, dringt het moordmysterie enigszins naar de achtergrond en zorgt voor een mooi tijdsbeeld dat amper geromantiseerd lijkt. Vader mag dan wel drinken — zoals in zowat alle gelijkaardige verhalen — hier drinkt hij zichzelf zo hard de vernieling in dat hij amper bij bewustzijn is wanneer hij zijn gezin uit een noodsituatie moet ontzetten.
Wanneer het verhaal uiteindelijk een ontknoping vindt, blijf je verdwaasd achter: hoewel je vanaf pagina een van het eerste deel weet dat de personages sukkels zijn die het, wat er ook gebeurt, niet beter zullen krijgen, hoop je ergens toch dat ze — die Hollywood-hersenspoeling! — een uitweg uit hun miserie zullen vinden. Mooi niet, dachten de auteurs en hiermee gaven ze hun verhaal een hoger waarheidsgehalte, wat beter bij de rauwe, ongepolijste tekenstijl van Maël past. Happy endings zijn iets voor klare lijnen, zo lijkt het wel. Een indrukwekkend sociaal drama vraagt om een meer ongepolijste stijl, iets dat hier met klasse neergezet wordt.