Op de vooravond van de strijd werd er heftig feest gevierd. Bier,
liederen en vrouwelijk schoon passeerden de revue en bij voorkeur
tegelijkertijd. Wanneer de ochtendzon de horizon langzaam open
schroeide, namen de heldhaftigste krijgers afscheid van vrouw en
kroost om ten strijde te trekken tegen de meedogenloze vijand. Met
snekken werden de Noorse zeeën en winden getrotseerd om
uiteindelijk voet aan wal te zetten. Bij de eerste stap op
vijandelijke grond brak de strijd los. Het is over een dergelijke
dag uit het leven van de gemiddelde viking dat de nieuwe plaat van
Amon Amarth gaat.
Met opener ‘Valhall Awaits Me’ hanteren de Noren van Amon Amarth
meteen de stormram. Een brutale riff die verstevigd wordt door de
immens snelle, maar nooit heel expliciet aanwezige dubbele basdrum,
trekt de aandacht. Een heroïsche gitaarklank draagt het grootste
deel van het nummer en de stem is een harde, ruwe, doch
verstaanbare grunt. ‘Runes to my Memory’ dwingt ons tot headbangen
en serveert een uitstekende lap death metal, waarin naar hartelust
gebeukt wordt. Het uptempo ‘Asastor’ bevat dan weer een heel
opzwepende refreinmelodie, die de luisteraar bijna letterlijk zelf
midden het strijdgewoel gooit. Met zwaard in de linkerhand en
schild in de rechter trekken we verder richting ‘Hermod’s Ride to
Hell’. Ook niet echt een rustbrenger, al mag de riff hier toch al
iets emotioneler klinken. Na een verhalende passage gaat de zweep
erop en wordt er zonder veel omzien een versnelling of twee hoger
geschakeld. Noorse furie, zeker?
Met ‘Gods of War Arise’ trekt Amon Amarth pas écht ten aanval. De
song schetst heroïsche taferelen en brutale slachtpartijen, maar
slaagt er dankzij de verhaalachtige structuur ook in om meeslepend
te klinken. De luisteraar maakt door deze aangename invalshoek de
actie als het ware vanop de eerste rij mee. Het resultaat is een
eerste hoogtepunt, al krijgt de song op dat vlak meteen zware
concurrentie van de titeltrack, die dankzij een vlot meebrulbaar
refrein en één absolute monsterriff wat verderop in het nummer naar
méér superlatieven hengelt. Na al dat geweld biedt het iets
emotionelere ‘Cry of the Blackbirds’, gelardeerd met een heel
herkenbare melodie, een welkome afwisseling, al wordt de
toerenteller ook hier op een bepaald moment serieus in het rood
gejaagd.
Een atypisch Amon Amarth nummer, dat wel, maar bekoorlijk genoeg
om de gevoelige snaar vooral verder te betokkelen: ook ‘Under the
Northern Star’ gooit het over een iets emotionelere boeg, al blijft
deze song wél hangen in zijn mid-tempo stramien. Het blijkt –
relatieve – stilte voor de storm, want tijdens afsluiter
‘Prediction of Warfare’ wordt al het voorafgaande netjes
samengevat. Dit sluitstuk klinkt tegelijkertijd beenhard, episch en
vurig, zonder aan daadkracht in te boeten. Een beetje een ietwat
getelefoneerd einde van de plaat, en dat is ook het grootste manco
van ‘With Oden On Our Side’: het merendeel van de nummers klinkt
vrij voorspelbaar en ontbeert nieuwe inzichten. Echt roet in het
eten strooien doet dit gebrek aan inventiviteit niet: alles werd
door de Noren zo perfect in elkaar geflanst, dat zelfs de grootste
mierenneuker hier zich niet aan zal storen.
‘With Oden On Our Side’ laat Amon Amarth op zijn slagvaardigst
horen. Het resultaat is een goede plaat die door de viking- en
deathmetal minnende meute ongetwijfeld op een oorverdovend gejuich
zal worden onthaald. Of zoals de mannen het zelf te zeggen:
“The battle is already won!“