De Botanique heeft er een aardje van weg om eclectisch te programmeren: na de —vooral live — zwakke retropop van The Pipettes op zaterdag en de messcherpe postpunk van Forward, Russia! (het kan dus), was het tijd voor de dandyeske parlando’s van Neil "The Divine Comedy" Hannon.
Deze keer was er overigens geen Frans / Waals groepje met meer juiste kennissen dan songs om de stemming te temperen,maar wel het Ierse Duke Special dat de ondankbare rol van voorprogramma mocht vervullen. Net zoals The Dresden Dolls doen ze het met louter drum en piano. Maar Duke Special tapte uit een heel ander vaatje. De cabareteske invulling van de songs sloot dan ook meer aan bij Tom Waits en zachte singer-songwriters. Doorleefd (of doorrookt) kon men pianist-zanger Peter Wilsons stem niet noemen, maar dat weerhield hem er alvast niet van om een knappe set te brengen.
Met de nodige flair trad daarna The Divine Comedy aan, Hannon als laatste bien sur. Een zevenkoppig gezelschap verdeelde keyboards, cello, drums, percussie en gitaren onder elkaar: de rijke arrangementen waarvan de platen bulkten, kwamen ook live tot hun recht. Er is een nieuw album te promoten en dus werd met "Mother Dear" (uit Victory For The Comic Muse) van start gegaan. Maar onmiddellijk erna volgde "Becoming More Like Alfie" van op Casanova, de plaat waarmee de groep in 1996 eindelijk een ruimer publiek wist aan te spreken.
Ook verder in de set zou blijken dat de nieuwe nummers op heel wat bijval konden rekenen, maar dat toch vooral de klassiekers, zoals "Something For The Weekend", "Mastermind" en "When The Lights Go Out All Over Europe" het publiek warm wisten te krijgen. Toch mochten ook het van een hilarische introductie voorziene "A Lady Of A Certain Age", waarin Hannon de lotgevallen van een femme fatale op haar retour bezingt, en het Bijbelse "The Plough" waarbij een sigaret als attribuut diende, onder de absolute hoogtepunten van de avond gerekend worden.
Op geen enkel ogenblik viel de enorm toonvaste Hannon overigens uit zijn rol van nostalgisch cynicus (of cynische nostalgicus zo u wil): hij bespeelde zijn publiek meesterlijk met bindteksten die getuigden van een pracht van een esprit. De schare muzikanten die hij rond zich verzameld had, bleven dan ook netjes op de achtergrond: het podium is Hannons speelterrein waar een klein maar uitgekiend gebaar duizend maal meer zegt dan groteske pathos.
Pathos is The Divine Comedy nochtans op het lijf geschreven, maar ook live wist Hannon, met behulp van de getalenteerde groepsleden, alles zo loepzuiver te brengen dat de nuancering of monkellach nergens verloren ging. Een uitgekiende mix van de nieuwe nummers (alleen "Snowball In Negative" en "Party Fears Two" kwamen niet aan bod) met klassiekers annex all-time favourites (naast de al vermelde onder andere ook "Mutual Friend" en "Generation Sex") tilde de set naar een ongekend hoogtepunt, met Hannon als een gedistingeerd ceremoniemeester.
Neil Hannon, een kleine (ongeveer 1m70), bleke en iele schlemiel, compenseert zijn "beperkingen" meesterlijk met een dandyeske uitstraling, een bariton die zelfs de ijskappen zou laten smelten, en een gevoel voor humor en understatement dat zijn meerdere niet kent. Een klein anderhalf uur lang zette hij een uitverkochte Orangerie in vuur en vlam. Hij bekende aan het begin van het concert "quite aroused" te zijn, na afloop was hij vast niet de enige.