Laten we voor de gein eens een spelletje spelen. Het gaat als volgt: noem, zonder nadenken, een van de vele clichés die de ronde doen over Duitsers. Gevonden? Grote kans dat het deze was: Duitsers palmen alles in waar ze komen — stranden, hotels, cafés, Polen … En in het geval van Maximilian Hecker: uw hart.
De introverte Duitse treurwilg doet het immers keer op keer, nu al voor het tweede jaar op rij: een droefgeestig juweel van een plaat maken die rond de jaarwisseling een van de diepste indrukken blijkt te hebben nagelaten. Al zijn er nu meer luisterbeurten dan ooit nodig om dat juweel te slijpen.
Ja, het was even in de oren wrijven bij de eerste beluistering van I’ll Be A Virgin, I’ll Be A Mountain. Waar de vorige platen bergketens waren met het ene verkillende hoogtepunt na het andere, klonk deze als een pittoreske, vooral muzikale, vlakte. Geen donkere songs waarin de muziek voor zich spreekt, waar er geflirt wordt met snuifjes techno of zelfs vuile gitaren, gewoon je reinste brave singer-songwriterplaat. En daar dook het doemscenario al op: weer iemand die de overstap van een niemendal qua label (Kitty-Yo in dit geval) naar een groter label (V2 in dit geval) creatief niet kan verteren.
Tot je na enkele intensieve luistersessies een ultieme poging waagt en stukje bij beetje subtiele rillingen in de vlakte ontdekt en op je rug voelt. Ook dan blijf je weliswaar horen dat opener "Snow White" geen emotionele mokerhamer is als "Birch" of "Kate Moss" op de voorgangers, maar toch weer zo’n fragiele, meelijwekkende meesleper met een prachtige melodie — Heckers handelsmerk. Oef. Dan hoor je dat Hecker niet weids moet klinken om te ontroeren, zoals in songs als "Wilted Flower" en "Velvet Son". Ook "Feel Like Children", dat tegen het einde van de plaat het motiefje van "Snow White" nog eens herhaalt, maakt duidelijk dat deze aanpak op zijn beste momenten geslaagd is.
Natuurlijk was dat nu net zijn charme, die oerromantische pathos, die in zelfmedelijden wentelende melodramatiek die hij nét wist te beheersen. Daar rest an sich weinig van op I’ll Be A Virgin …. Alleen in het weelderig mooie "The Saviour" mogen de violen aan het einde nog eens met het lied aan de haal gaan, al klinken ze een pak beheerster dan tevoren. Voor de rest is het soberheid troef: een akoestische gitaar en een gedempte piano maken de hoofdmoot uit. Ook zingt Hecker over het algemeen minder iel, ijl en hoog. Op pakweg "Velvet Son" en het kleine, fijne "Messed-up Girl" zingt hij met zijn normale stem.
De teksten zijn van nog steeds dezelfde lakens een natgeregend pak. Natuurlijk handelen ze over zijn verlangen, een verstoten halfbroer van de hoop. Net als de muziek zijn ook de titels minder uitgesproken, en kan er zelfs een a-cynisch glimlachje af, zoals in die van de eerste single "Silly Lilly, Funny Bunny". Eerlijkheidshalve óók weer een minder straffe voorloper dan pakweg "Help Me" was van Lady Sleep — charmant mooi, maar zeker niet (aan)grijpend.
Het is door dat alles dan ook verleidelijk deze plaat braaf, simpel en teleurstellend te noemen. Maar na Rose en Lady Sleep is I’ll Be A Virgin … eigenlijk een logische stap. Het ging er hoe langer hoe minder experimenteel en hoe akoestischer aan toe. Bovendien was meer van dezelfde zware kost op de lange duur ongetwijfeld potsierlijk gaan klinken. Daarom is deze muzikale stap niet noodzakelijk een pas achteruit. Dat de impact van de plaat minder groot is en geen noemenswaardige stap vooruit is, is zoals altijd een nadeel aan het voordeel. Hecker slaagt er anders weer aardig in de slangenkuil van suikerzoete meligheid te omzeilen.
Dat hij in de bio in dezelfde galerij als James Blunt en Chris Martin wordt geplaatst, stemt echter tot nadenken. Als dat de plannen met Hecker zijn, zal deze plaat achteraf niet meer dan een eerste knauw aan zijn eigenheid zijn. Voorlopig houden we het op een wederom soelaas biedende mooie plaat die het peloton het nakijken geeft. Dat hij zich nu maar niet lek rijdt.