Tine Reymer. De meesten zullen meteen de link leggen met de
actrice die onder meer in Sedes en Belli en Team Spirit het scherm
opleukte. Er is echter ook Tine Reymer, de zangeres. Mits een
kleine geheugenoefening moet u zich wel Flowers for Breakfast
herinneren, het groepje waarvan de voorafgenoemde madam het kopstuk
was. Met eigenzinnige pop en rock maakten zij op Europees niveau
furore in de tweede helft van de jaren negentig, maar hun tweede
plaat ‘Homebound’ (1998) werd meteen ook hun laatste. Nadien
bekeerde Reymer zich grotendeels tot het kleine en grote scherm,
maar bij tijd en wijl kreeg ze toch nog eens last van de
muziekmicrobe. Ze verzorgde gastvocalen bij onder meer De Mens en
kroop samen met halve trouwboek Peter Van Den Begin op het podium
bij El Tattoo Del Tigre. Met Billie King pikt ze na een lange pauze
nu zelf weer de microfoon op. Billie King is een vrouwengroep
geworden.
Reymer neemt zelf de lyrics voor haar rekening, haar vier
muzikantes plukte ze onder meer uit de projecten van Daan
en Zap Mama. ‘There You Go, My Love’ is dan ook onomkeerlijk een
zeer vrouwelijke plaat geworden (en dit bedoel ik niet als een
semi-seksistisch punt van kritiek): het hele album klinkt warm,
zacht, sensueel en klassevol. Toonbeelden hiervan zijn de
eenvoudige, tijdloze lovesongs ‘Black Ribbon’ en ‘Come To Me’,
mature nummers die updates zijn van de klassiekers van onder meer
Julie London, waarin de lichtjes naïeve attitude tegenover de
liefde niet verloren gegaan is. Deze tracks zouden het best tot hun
recht komen op een druilerige dinsdagavond in een rokerige
nachtclub. Het hele album is, op enkele anachronismen na, dan ook
een tijdloze plaat geworden die bewijst dat een organische aanpak
meer dan enkel nostalgie kan teweeg brengen.
Doorheen de hele plaat vallen verbanden met andere dames uit de
Belgische scene op. ‘Come Day Come Night’ doet bijvoorbeeld wat
denken aan de Bolchi-ballads, enige stemgelijkenis met die
van Lien Van De Kelder incluis. ‘Swing Low’ brengt Hooverphonic
anno Jackie Cane in herinnering en ‘The Gun’ legt even de
link met Monsoon (hoewel de eclectische toets hier ontbreekt en
de rem wat vaker opgetrokken wordt). Toch zijn deze gelijkenissen
eerder goede referenties dan kopieerwerk. Reymer heeft als
frontvrouw genoeg in haar mars om haar mannetje te staan tussen
haar collega’s en met haar rijke, gevoelsgeladen stem kan ze de
andere dames al snel even doen vergeten. Doorheen de verschillende
stijlen van de nummers heeft ze geen moeite om ook vocaal de nodige
emotie te voorzien: van beschermengel in ‘Ring My Bell, Boy’ tot
venijn op ‘Those Boots’. Ook de muzikale begeleiding verdient een
pluim en zorgt meestal voor dat tikkeltje meer, luister maar naar
de fijne orgelbegeleiding die meezorgt voor de retro-chic van ‘In
the Garden, At Night’.
Verwacht geen vernieuwing op deze plaat. Elk nummer kleurt mooi
binnen de lijnen van de traditie, maar naar originaliteit wordt dan
ook helemaal niet gestreefd. Integendeel, de klassiekers zijn net
de overduidelijke inspiratiebron voor dit album en deze retro-toon
werkt perfect. De grootste verdienste van de plaat is de maat die
gevonden werd om een formule op te stellen die aanslaat: ‘There You
Go, My Love’ bevat genoeg variatie maar behoudt coherentie, is
ingetogen maar emotioneel, lichtjes theatraal maar daardoor nooit
minder oprecht. Ook de kwaliteit van de nummers blijft op hetzelfde
niveau doorheen het hele album. Het eerste nummer gebiedt het al en
ik zou het niet beter kunnen zeggen: Sit back, relax.