In maart van dit jaar blies de Malinese zanger-gitarist-componist Ali Farka Touré zijn laatste adem uit. Met de dood van Touré — hij verloor op 67-jarige leeftijd de strijd tegen botkanker — werd de wereldmuziek weer een van haar vaandeldragers armer. Savane mag dan wel gezien worden als het testament van ’de Malinese John Lee Hooker’, nooit klonk Touré intenser en, jawel, levenslustiger.
"I know this is my best album ever. It has the most power and is the most different." Ali Farka Touré wist dat hem geen ettelijke kansen meer restten om de wereld mee te delen wat hem op de lever lag. Het was nu of nooit. Met dit laatste album wou de koning van de woestijnblues bewijzen dat de navelstreng met zijn Malinese muzikale roots nog steeds intact was, zo lijkt het. Savane is dan wel door en door gedrenkt in de hem kenmerkende blues en het hypnotische gitaarspel van Touré is er zoals vanouds de rode draad, toch wordt hier meer dan ooit teruggegrepen naar de traditie. Geen Ry Cooder die het mooie weer komt maken — een vervolg op het immens populaire en met een Grammy bekroonde Talking Timbuktu uit 1994 zou nochtans een gegarandeerd schot in de roos geworden zijn — maar een tot elf leden tellende ngonigroep (Afrikaanse luit) vormt Tourés ruggensteun.
Voor de finale opnames van het album richtte Tourés label World Circuit Recordings een mobiele studio in op de bovenverdieping van het majestueuze Hotel Mandé in de Malinese hoofdstad Bamako, waar de kolossale ramen uitzicht gaven op het leven op en langs de Niger en de tropische grasvlakten. Adembenemende panorama’s zo ver het oog reikt. Het is ook voor het geestesoog van de luisteraar dat zich de taferelen ontrollen die Touré bezingt.
Savane is een aaneenschakeling van meditaties geworden over de zegeningen van het land met eigen handen bewerken — ongeveer tachtig procent van de Malinese bevolking is werkzaam in landbouw en visserij en ook Touré zelf beschouwde zich landbouwer – en de plaat put uit de rijke orale traditie van het West-Afrikaanse land. De miniatuurverhalen gaan van traditionele liederen over de jaarlijkse wedstrijden van het Peulvolk, tot bespiegelingen over goed leiderschap en, meer dan eens, lofbetuigingen voor harde werkers. "Wat is jouw bijdrage aan de ontwikkeling van je land?" "In hard werk ligt de oplossing van al je problemen!" Touré pepert het zijn publiek grondig in. Als lichtend voorbeeld kon de man wel tellen: hij liet op zijn kosten de wegen van zijn dorp Niafunké opknappen, zorgde er voor riolering en financierde ook nog eens de brandstof voor de enige generator van het dorp.
Hoezeer Mali hem na aan het hart lag, komt vooral tot uiting in de titelsong, een juweel om in te kaderen en een uitnodiging om eindeloos op repeat te duwen. Touré heeft met zijn muziek haast de hele wereldbol afgezworven, toch tikt het klokje nergens zoals in het thuisland. ("Quand je suis parti dans d’autres pays, je ne pouvais pas remplacer la savane que j’ai connue"). De weemoed en de heimwee spat van elke bezwerende gitaar- en ngonitokkel en Touré stapt tegen het einde over op de beproefde combinatie van simultaan slaan en zalven. De sneer is voor het Westen bedoeld: in plaats van met bommen zijn we hier meer gediend met pompen om zelf in ons levensonderhoud te kunnen voorzien, gromt Touré.
Zo slaan deze stevig in Mali verankerde parabels over landbouw, het dagelijkse leven en politiek toch de brug tussen de West-Afrikaanse traditie en het Westen, niet in het minst door de incorporatie van westerse instrumenten zoals de tenorsax van Pee Wee Ellis en de harmonica van Little George Sueref in de weidse muzikale vergezichten.
De nalatenschap van Touré is er een om te koesteren, en Savane vormt de gedroomde kroon op het werk. Toch zal de gedachte aan de savanne nooit meer dezelfde zijn.