



Ervaring heeft uitgewezen dat er omstandigheden bestaan waarin
Antonio Banderas best nog te pruimen is. Hij mag niet zingen,
zoveel is duidelijk, want als hij zingt dan krijg je ‘Evita’. Op
een paard kruipen is ook al een beetje twijfelachtig geworden, want
de laatste keer dat hij dat deed, kreeg je ‘Legend of Zorro’, een stukje pellicule dat
niemand voor een oscar zou willen nomineren. En hij mag ook niet op
of onder Angelina Jolie gaan liggen, want dàn krijg je ‘Original
Sin’, en ik krijg nog steeds buikpijn als ik dààraan terugdenk. Wat
hij wel mag doen, is z’n stem lenen aan geanimeerde katten of
hysterisch lopen wezen in films van Pedro Almodovar (liefst nog
dat, eigenlijk), maar dat doet hij dan weer veel te zelden. In z’n
nieuwste, ‘Take the Lead’, probeert hij te dansen. Hij had dat
beter niet gedaan.
Banderas speelt Pierre Dulaine, een gedistingeerde dansleraar die
ervan overtuigd is dat de tango en foxtrot afdoende metaforen zijn
voor het leven op zich, en dat als je maar respectvol genoeg bent
tegenover anderen, zij jou hetzelfde plezier zullen gunnen. Zalig
de armen van geest. Op een dag is Dulaine er getuige van hoe een
jongeman de auto van z’n schooldirectrice aan diggelen slaat – de
dansleraar gaat met het schoolhoofd praten, en raakt ervan
overtuigd dat de door drugs en geweld geteisterde school wel zou
varen bij een goeie dansles op z’n tijd. Dulaine gaat aan de slag
met een groepje van het ergste tuig dat de directrice voorhanden
heeft, en probeert hen te overtuigen van de inherente levenslessen
die verscholen zitten in een gracieuze wals. Voorwaar, ik zeg u,
voor de haan driemaal gekraaid zal hebben, zal het rapaille van de
Amerikaanse gettoschool zich ontpoppen tot geheel koosjere en
netjes opgeblonken modeldansers.
Zo gaat dat dan – ‘Take the Lead’ is een volstrekt conventionele
feel good movie waarin ‘Dangerous Minds’ en ‘Sister Act’
samenkomen om een kleverige, niet te vreten zo zoete milkshake op
te leveren. Wilt u geloven dat die o zo gevaarlijke scholieren van
‘Take the Lead’ eigenlijk geheel verkeerd begrepen bloedjes zijn
die het allemaal goed bedoelen? En dat ze enkel een begrijpend oor
en een zachte disciplinaire hand nodig hebben? Natuurlijk
dat.
De film pretendeert gebaseerd te zijn op ware feiten, maar het hele
verhaal heeft ongeveer evenveel street credibility als Jelle
Cleymans. Omdat de prent in de VS gebonden was aan een
leeftijdsklassering van 13 jaar en ouder, bevinden we ons hier in
een versie van de Amerikaanse slums waarin niemand vloekt,
niemand rookt, niemand drugs neemt en uiteindelijk niemand geweld
pleegt op een ander. We weten dat Dulaine zich in een moeilijke
buurt bevindt omdat zijn fiets gejat wordt en omdat de
schooldirectrice een hele film lang orakelt over de vele doden die
er al zijn gevallen in haar tijd. Maar we voélen daar nooit iets
van. In de praktijk zijn de leerlingen van Dulaine al vanaf het
begin vrij meegaande pubers – ga hier in Belgenland maar eens voor
een meute zestienjarigen staan met een cd van George Gershwin en
check de reacties. Die zijn waarschijnlijk véél heftiger dan die
van de delinquenten hier. Bij gebrek aan een reële dreiging voor
Dulaine, wordt het ook moeilijk om mee te leven met zijn situatie.
Wat de makers ons willen doen geloven, is dat Dulaine het goede
heeft gevonden in jongeren die levensgevaarlijk werden geacht. Waar
je mee naar huis gaat, is echter de indruk dat hij louter door de
defensies van een stel mokkende pubers is geraakt. Wat een knappe
prestatie is, maar ook niets om van achterover te vallen. ‘Take the
Lead’ biedt een opgepoetste, eufemistische versie van de problemen
in bepaalde Amerikaanse high schools en zegt vervolgens:
“kijk eens, dàt zijn nu problemen, zie, zó gaat het eraan toe.”
Niks van.
Buiten dat gebrek aan geloofwaardigheid loopt de film ook in z’n
dramatische structuur behoorlijk mank. We krijgen de éne
zoetsappige monoloog na de andere (“geloof in jezelf, en je kunt
àlles!”) en elk personage wordt voorzien van een netjes
afgebakende, simplistische psychologische achtergrond. Dulaine is
een weduwnaar, één van de jongeren heeft ruzie met z’n vader, een
ander heeft een prostituee als moeder, nog een ander is te dik en
kan daar mentaal niet overheen raken enzovoort. Alle motivaties
zijn blijkbaar oké, zolang ze zich maar in één zinnetje laten
samenvatten.
Antonio Banderas doet moedig z’n best, maar hij zit gevangen in een
script dat van hem verlangt het éne cliché na het andere toch een
air van oprechtheid mee te geven. Banderas heeft voldoende gevoel
voor humor om er nog iets van te maken (dit materiaal helemaal
serieus nemen zou dodelijk zijn geweest), maar het blijft een
druppel op een hete plaat. Zeker al omdat de tieners om hem heen
zonder uitzondering veel baat zouden hebben van een paar
acteerlessen.
Blijft daar nog de irritante neiging van de regisseur en monteur om
zelfbewuste, quasi-geinige montagetrucjes toe te passen. Tijdens de
openingsscène cutten we bijvoorbeeld snel van een klassieke
danswedstrijd naar een schoolfuif, waar de aanwezigen in hun eigen
stijl uit de bol gaan. Twee verschillende werelden, twee
verschillende dansstijlen. Juxtapositie heet dat, het werken met
contrasten in de montage – men leert dat geloof ik aan tijdens de
allereerste les in de filmschool en regisseur Liz Friedlander kan
er maar geen genoeg van krijgen: ze blijft dit voor de hand
liggende foefje een hele film lang gebruiken alsof ze het zelf
heeft uitgevonden, ook nog lang nadat je het als kijker beu bent
geworden omdat het er zo dik bovenop ligt. Af en toe voelt
Friedlander ook de onhoudbare behoefte om haar camera plotseling
snel door de sets heen te laten zwieren – allicht in een poging wat
energie aan haar film te geven, maar het komt enkel potsierlijk
over gezien de statische manier waarop al de rest in beeld werd
gebracht.
‘Take the Lead’ is ongeloofwaardig, slecht geschreven en bij tijden
pretentieus in beeld gebracht. De makers hiervan hebben geen flauw
idee waar ze het over hebben – wat op zichzelf nog niet zo erg zou
zijn, als ze dat maar wat beter konden verstoppen.