“Gangsterseksmuziek” was de enige commentaar die we kregen toen Barry Adamsons As Above, So Below ons een paar jaar geleden in de schoot werd geworpen. Snel zou blijken dat dat ene woordje de lading perfect dekte. En laat dat ook nu het geval zijn.
Adamsons albums stralen allemaal een cool uit die zijn gelijke enkel vindt in de boeken van James Ellroy, de podiumact van Mark Lanegan en foto’s van The Velvet Underground. Dat de man een cv kan voorleggen dat bulkt van de welluidende namen draagt daar enkel toe bij: hij was bassist bij postpunklegende Magazine, stond aan de wieg van de synth-wave met Visage, voegde zich even bij rondreizende freakshow The Birthday Party en was voor de duur van drie albums een Bad Seed. Dat werd hem al te snel een keurslijf, dus hij verliet het nest om op de proppen te komen met een eerste genre-overschrijdende mengelmoes: debuut Moss Side Story flirtte met de avant-garde, noir soundtracks en creepy jazz.
Adamson zou al snel een meer conventionele richting uitgaan, maar ‘eclectisch’ bleef het sleutelwoord. Hij was een van de eerste artiesten van zijn generatie die de Bristol-hype aan het begin van de jaren negentig verkende. De broeierige middernachtstriphop à la Tricky en Portishead paste perfect bij Adamsons keurig in het maatpak gestoken mengeling van oud en nieuw, spanning en sensualiteit, dansbaarheid en donkere pretentie. Op albums als Oedipus Schmoedipus (1996), As Above, So Below (1998) en het vorige wapenfeit, The King Of Notting Hill (2002), gingen Jimmie Smith en Charles Mingus het gevecht aan met John Barry, Angelo Badalamenti en moderne elektronica. Het had ook iets van de postmoderne grootstadsrock van Bowie, maar dan verleidelijker, filmischer en eigenlijk ook beter.
Stranger On The Sofa bewandelt dezelfde slappe koord die van old-school klasse naar hi-tech inventiviteit leidt. Alhoewel de hedendaagse Adamson songgericht werkt, sluit de sfeer van het album zowel aan bij duizelingwekkende visuele hoogstandjes als Requiem For A Dream, als bij ijskoude, zwart-witte gangsterkronieken. Enkel Adamson zet twee lappen digitaal gezoem waarover een vrouwenstem vage hardboiled praat verkoopt op een plaat, en enkel Adamson geraakt daarmee weg. De filmmuziek is weer aanwezig: “The Sorrow And The Pity” is Exorcist-souplesse tussen meligheid en akeligheid, “Dissemble” klinkt als een samenwerking van Clint Mansell en Laurent Garnier, terwijl afsluiter “Free Love” het zoekt in een meer abstracte loungerichting.
De conventionele(re) regionen worden dan weer bezocht met enkele opgefokte lappen tussen jazz en dance swingende rock (“Who Killed Big Bird?”, “My Friend The Fly”), en het uitgerekte “Officer Bentley’s Fairly Serious Dilemma”, dat stadslawaai, bonkende beats, een stuwende bas en de U2 van Achtung Baby in de blender gooit. En het kan nog gemakkelijker: het van een schijnbaar onnozel harmonicariedeltje voorziene “The Long Way Back Again” is Adamson in pure popmodus. Het klinkt haast schokkend gewoon, ordinair zelfs, maar het wérkt. We hadden ook nog kunnen uitwijden over de seks van “Theresa Green”, de zottemanswals “Inside Of Your Head” of “You Sold Your Dreams” en z’n schaamteloos catchy refreintje, maar is dat nog nodig?
Wie van Adamson iets nieuws verwacht, komt bedrogen uit. Het heeft dan wel vier jaar geduurd voor de man een nieuw album uitbracht, maar deze cool cat blijft bij zijn leest (avontuurlijk genoeg als uw achtergrond er eentje is van, pakweg, de Britse jengelpop waarmee we nu al jaren om de oren worden geslagen), en dat is een aangename zekerheid. Vertrouwd spul dus, en een potentiële ontdekking van het jaar voor zij die hem nog niet kennen. Mocht dat het geval zijn: laat u gaan, want ondanks déjà entendus is Adamson nog steeds een true original. Onze voorspelling is dan ook dat dit een van de vergeten pareltjes van 2006 zal worden.