Tot voor kort zou het nooit – u leest dit goed: n-o-o-i-t! – in ons
zijn opgekomen enkele woorden te wijden aan een nieuwe plaat van
Muse. Niet dat we iets hadden tegen dit drietal uit het Engelse
Devon, verre van, de groep heeft ons al die tijd redelijk
onverschillig gelaten. Okee, toen in 1999 ‘Showbiz’ verscheen, hun
eerste plaat, hebben we die zonder aarzelen gekocht. Dat had echter
meer te maken met het feit dat we in hen eerder een soort
surrogaat-Radiohead zagen, de band die toen niks meer van zich had
laten horen sinds hun weergaloze ‘O.K. Computer’ uit ’97. Toen we
Muse in 2000 live aan het werk zagen op het hoofdpodium van
Werchter was het – wat ons betreft – uit met de liefde. In
tegenstelling tot vele anderen vonden we dit maar niks. ‘Showbiz’
verzeilde in onze doos met ‘miskopen’ en is daar sindsdien niet
meer uit geweest.
Maar waarom hebben we dan onze vinger opgestoken toen de vraag werd
gesteld wie het nieuwe, vierde studioalbum van Muse wilde ‘doen’?
Dat kwam zo: twee weken geleden, nadat we na een tweede nogal
zwakke dag de weide van Rock Werchter vroegtijdig hadden verlaten –
reden we ’s avonds met de wagen over een verlaten weg door het
landelijke Rijmenam, tot plots de hemel vóór ons openspleet en een
reusachtige spotlicht ons haast verblindde. “Helaba! Waar ga jij
naartoe?” riep een stem uit den hoge. “Het is nog niet gedaan! Die
jongens van Muse staan nu – weliswaar voor veel geld – hun botten
af te draaien op het podium van Werchter en jij rijdt nu naar huis
omdat je een beetje moe bent? Heb jij dan geen oren naar de
boodschap van de aartsengel, die nu in wit kostuum het einde van de
wereld staat te bezingen? Wacht maar tot het écht zover is, jij zal
één van de eersten zijn die mee ten onder gaan!”
Omdat het ons nog steeds niet gelukt was uit de wagen te stappen
probeerden we ons te verdedigen met wat gebarentaal. “We zijn moe,”
gesticuleerden we, “het was veel te warm en…” Een luid gelach, als
een donderend geraas, rolde over ons heen. “Hahahahaha! Goed
geprobeerd, aardworm!” klonk het. “Maar je hebt geluk: maandag
beginnen de zomersolden, én ligt de nieuwe cd van Muse in de
winkel! Als je je vel nog wil redden, dan weet je nu wat je te doen
staat!” Jaja, knikten we, en staken meteen vijf vingers in de
lucht, om aan te geven dat we zéker zouden zorgen voor een
vijfsterren bespreking. Dat werd echter kordaat weggewuifd door de
toornige toorts. “Eerst heel aandachtig luisteren, zonder
vooroordelen, en dan pas je mening neerschrijven. Zó doen wij dat!”
En even plots als het was gekomen, verdween het licht weer in het
eerste het beste zwarte gat.
Slap gelul allemaal, natuurlijk, maar dat vinden wij ook al vier
cd’s lang van de songteksten van Matthew Bellamy, de spil van Muse.
Niettemin blijven de teksten een mes dat aan twee kanten snijdt,
want de bombastische muziek die Bellamy met bassist Chris
Wolstenhome en drummer Dominic Howard componeert bij zijn vaak
hermetische en onheilspellende hersenspinsels mag behalve op een
fanatieke schare Muse-haters, ook nog steeds rekenen op miljoenen
trouwe fans. Dat zal met deze ‘Black Holes and Revelations’ niet
anders zijn. Integendeel, het zou ons niet verwonderen indien de
groep met deze plaat nóg groter zou worden dan ze al was. Wat ons
persoonlijk aangaat, is dit de eerste Muse-plaat geworden die we nu
al twee weken lang zo goed als dagelijks, én met plezier, van begin
tot einde uitzitten.
‘Supermassive Black Hole’, de ongewoon funky single die vooraf ging
aan de plaat, wees er volgens sommigen op dat de groep zichzelf wel
eens helemaal opnieuw zou kunnen uitgevonden hebben, maar niets is
minder waar. Het is inderdaad één van de opvallendste tracks van
het album, maar zeker niet de beste. Ook redelijk vernieuwend (voor
Muse dan toch) en naar onze bescheiden mening beter is ‘Map of the
Problematique’: de beginmaten vertonen opvallend veel gelijkenissen
met die van ‘Enjoy the Silence’ van Depeche Mode, waarna de song
verder evolueert naar iets uit de Zooropa-periode van U2.
‘Soldier’s Poem’, één van de tracks die niet tot barstens toe
werden opgepompt, doet ons dan weer denken aan The Beatles ten
tijde van de dubbele witte, met Queen als achtergrondkoor. Ook
‘Invincible’ begint opvallend ingetogen, een beetje als ‘de beste
song die Keane nog niet heeft geschreven’, maar krijgt dan toch nog
een redelijk explosief staartje. Het verschil tussen groepen mét
gitaar en groepen die gitaren angstvallig vermijden, allicht. Ook
fijn: de mariachi trompet die het naar Muse-normen eerder luchtige
‘City of Delusion’ uitgeleide mag doen.
Toch moeten de fans niet wanhopen. De ‘old skool’ Muse-nummers zijn
op ‘Black Holes and Revelations’ nog steeds in de meerderheid. De
band klinkt nog steeds als het overacterende broertje van
Radiohead, maar wie zijn wij om daarover te zeuren als dat
monumentale songs blijft opleveren als opener ‘Take a Bow’ of
‘Hoodoo’? Andere kleppers zijn ‘Starlight’ (ook met
Keane-pianootje), het aan Smashing Pumpkins schatplichtige
‘Assassin’, het rechttoe rechtaan rockende ‘Exo-Politics’ en het
epische ‘Knights of Cydonia’ (net als de titel nochtans méér dan
zomaar ‘erover’).
De ingrediënten zijn dus nog steeds dezelfde: Muse klinkt nog
altijd groots en theatraal, maar heeft intussen wel geleerd te
doseren en gas terug te nemen. Bovendien neemt elektronica een
almaar prominentere plaats in het groepsgeluid in. Het is door hier
en daar (en met succes) eens ‘iets anders’ uit te proberen, dat dit
album veel beter verteerbaar is geworden voor ongeoefende oren.
Dankzij ‘Black Holes and Revelations’ is het ons zelfs gelukt
eíndelijk onbevangen te genieten van Absolution en ‘Origin of Symmetry’! Kort
samengevat: Muse anno 2006 is minder volume, maar meer inhoud. Knap
plaatje, met andere woorden, neem dat maar aan van een non
believer!