Wat sneu. Met je debuutplaat overal in het bakje "Grote Belofte" geklasseerd worden en dan een opvolger maken die je, als je niet oppast, in het bakje "Eeuwige Belofte" kan doen belanden. Het overkomt Amusement Parks On Fire, dat met Out Of The Angeles een plaat gemaakt heeft die met botte tanden knaagt aan de goodwill die de band van harte gegund was.
Hier al omschreven als een kruising tussen Foo Fighters en Sigur Rós, wordt Amusement Parks On Fire in thuisland Groot-Brittannië ondertussen de "psychedelische Foo Fighters" genoemd. Als psychedelisch in dit geval een eufemisme is voor morsige productie, snijdt die benaming wel hout. Het debuut klonk fris, snedig en spannend, deze Out Of The Angeles klinkt vaak te log, uitgerekt en monotoon. Dat deze plaat deels is opgenomen in Sigur Rós’ zwembadstudio’s in IJsland, is er eigenlijk helemaal niet aan te horen. En dat is ongelooflijk zonde want wie, zoals spilfiguur Michael Feerick in z’n late tienerjaren, een plaat als dat titelloze debuut kon maken en op de bewondering van pakweg Elbow en Geoff Barrow kon rekenen, heeft alles in zich om aan een mooi muzikaal pad te timmeren.
Toch is nog niet alles verloren, integendeel. In zowat elk nummer duikt niet alleen een mooie melodie op uit een diepe poel van gitaren, maar ook een emotionaliteit waar Feerick en co zeker nog mooie dingen mee kunnen doen. Alleen enerveert de extreem monotone, onverstaanbare zang van Feerick en durven de langgerekte nummers bij het beluisteren (soms létterlijk, zo bleek uit ondervinding) slaapverwekkend te zijn. Werd het debuut nog door Feerick alleen ineengeknutseld, dan is deze groepsplaat na veel toeren en met meer knowhow en middelen een fikse stap achteruit en klinkt ze ironisch genoeg veel meer als een veredelde demo dan Amusement Parks On Fire.
Het titel- en openingsnummer en het tweede nummer ("A Star Is Born") trekken en sleuren zich voorbij de zes minuten met een bijna identieke opbouw. Eerst zijn er morsige gitaren met twee keer een refrein dat zijn plicht — blijven hangen na toch zeker enkele luisterbeurten — helemaal niet vervult. Daarna leidt een langwerpige brug, met rammende drums en steeds meer laagjes gitaar, de luisteraar naar een herhaling van het refrein waarin nog enkele lawaaierige tandjes worden bijgestoken. Dat trucje wordt in "No Lite No Sound" en "Cut To Future Shock" nog eens — bij momenten weliswaar geslaagd — herhaald. Maar probeer tussen al die nummers maar eens meer dan drie verschillen te vinden…
"To The Shade" en "Blackout" doorbreken dat patroon dan weer, maar ook al duren ze slechts de helft zo lang als de eerder genoemde songs, ze lijken een eeuwigheid te duren, en ze nestelen zich na talloze luisterbeurten nog steeds niet in je hoofd. Dan maar de ingetogen instrumentaaltjes, zoals op het debuut? "At Last The Night" al zeker wel: het openbaart zich als een welgekomen vindplaats van muzikale schoonheid. "So Mote It Be" doet zijn uiterste best om dat kunstje te herhalen, maar de violen wiegen zichzelf in slaap.
En dat terwijl Feerick en zijn bij elkaar gezochte bandleden echt wel hun klasseflitsen hebben, want sommige gitaarpartijen en melodieën roepen de euforie van het debuut én van wat verwacht werd nog wel op. Toch zal Amusement Parks On Fire pas weer boeien als het, zoals op de voorganger, wat compacter speelt en niet wil excelleren in langgerekt gemusiceer om zijn virtuositeit te bewijzen. Al bij al is er nog hoop dat de groep dé plaat kan maken die zijn talent waardig is, al smaakt die hoop na deze gemiste kans een pak bitterder.