… en gerechtigheid geschiedde. Wie het verhaal van Don Caballero en Relapse heeft gevolgd, kon voorspellen dat er uiteindelijk een huwelijk van zou komen. De vier vorige albums van de band zijn ongetwijfeld belangrijk geweest voor het bestaan en/of de koers van een handvol bands op het label (waaronder Dysrhythmia). Het was enkel nog wachten op het eerste album sinds 2000.
Nu, zes jaar is geen eeuwigheid (vraag maar aan krijskonijn Axl W. Rose), maar de door Damon Che heropgerichte band heeft wel de brute pech dat het genre een bloeiende periode achter de rug heeft. Aan de vooravond van de 21e eeuw konden ze nog moeiteloos tot de voortrekkers gerekend worden, maar intussen werd de markt voor technisch begaafd, instrumentaal lawaai wel aardig uitgebreid: onder leiding van Isis wisten bands als Pelican en Red Sparowes aardig te scoren, terwijl ook de massieve post- en mathrock (labels die de band vaak toebedeeld kreeg) al aardig op weg zijn richting implosie. In navolging van Sonic Youth, Slint en van jazz doordrenkte avant-garde was de band erin geslaagd een eigen niche te creëren. Na aangemodderd te hebben met enkele projecten verzamelde spilfiguur/drummer Che opnieuw drie volgelingen rond zich, en pikt de draad op waar hij hem had achtergelaten.
Op het eerste gehoor had dit album ook in 2001 uitgebracht kunnen zijn: de productie is vlekkeloos, het spel zo mogelijk nog professioneler en de traditie van grappige songtitels wordt nieuw leven ingeblazen. De muziek is ook nog herkenbaar: een contraire mix van postrock en dissonante gitaarrock, met wat metal en jazz-rock, waarbij vaak een hoofdrol is weggelegd voor Che’s imposante spel. Toch laten gitaristen Jeff Ellsworth en Gene Doyle, en bassist Jason Jourver zich ook niet onbetuigd: jankende dissonantie, repetitieve riffs en elliptische riedels vloeien met een bijna nonchalant gemak in elkaar over, zonder het gevoel voor richting te verliezen. World Class Listening Problem is een cerebraal stuk muziek, maar in tegenstelling tot Barriers And Passages van Dysrhythmia is het wél nog betrekkelijk makkelijk om er je weg in te vinden.
Met "Mmmmm Acting, I Love Me Some Good Acting" gaat de plaat straf van start: klassieke gitaarverstrengelingen doen verwachtingen rijzen, tot er plots wordt overgeschakeld naar het meest genadeloze beukmoment van het album en jengelend snarengegier de strijd probeert aan te gaan met botte power. Het gaat er hoekig aan toe, met aan jazz ontleende tics en tegenmaten, al resulteert het niet in notenmasturbatie. Net als Dysrhythmia, maar met meer geduld, gaat Caballero te werk met chirurgische precisie. "Sure We Had Knives Around" is een straffe showcase voor percussiemonster Che, die de wiegende, stotende en wurgende ritmes voorziet van inventieve fills. Gelukkig wordt nu en dan gekozen voor rechtlijnigheid: "And And And, He Lowered The Twin Down" pakt uit met naar hun normen recht-voor-de-raapse rock en gidst de luisteraar verder naar de toegankelijkheid van het middenstuk.
"Palm Trees In The Fecking Bahamas" en de titeltrack koppelen bijna lichtvoetige ritmes aan prettige melodieën (het eerste) of lijken te verwijzen naar de weidse soundtracks van Red Sparowes (het tweede). Het probleem is dat daarna de vermoeidheid begint toe te slaan en slechts weinig momenten bijblijven tot wanneer het schijfje tot rust komt. De slimme opbouw van de eerste albumhelft wordt tenietgedaan door een tweede die erbij verbleekt. Dat de band afsluit met "I’m Goofballs For Bozo Jazz", een slappe variatie op The Mercury Programs kille postrock waarvan enkel de titel geslaagd is, zal zeker met de ontgoocheling te maken hebben. De band speelt goed, maar is lang niet meer de vaandeldrager die hij ooit was. Terwijl voormalig gitarist Ian Williams nu grote sier maakt met Battles (met human metronome John Stanier), lijken Che & Co. toch in een doodlopend straatje verzeild geraakt. Altijd jammer als dat een legende overkomt.