



Er zijn zo van die plekken in de wereld waar een weldenkend mens
absoluut niet wenst te vertoeven – een concert van Helmut Lotti.
Een filmset van Lieven Debrauwer. De Metropolis in Antwerpen. De
slaapkamer van een ‘Star Wars’-geek (hoewel, dààr komt sowieso al
niemand). Maar als we de jongste worp van Brits snelfilmer Michael
Winterbottom mogen geloven, vallen al deze gruwelen in het niets
bij het Amerikaans gevangenenkamp in Guantanamo Bay, op Cuba. Na de
inval van de alliantietroepen in Afghanistan aan het einde van 2001
werd deze marinebasis gedeeltelijk omgetoverd tot bewaarplaats voor
mensen die verdacht werden van banden met terroristische
organisaties. Zonder officieel aangeklaagd te worden of een
advocaat te zien, werden de gevangenen maanden- of zelf jarenlang
opgesloten in veredelde kippenhokken, waar ze regelmatig werden
blootgesteld aan mentale en fysieke martelingen. ‘The Road to
Guantanamo’ vertelt het verhaal van drie van hen, en het resultaat
is een wraakroepend stukje cinema dat z’n eigen bescheiden bijdrage
levert aan het allengs uitdeinend canon van wat je “Bush-cinema”
zou kunnen noemen. Films waarin de politieke gebeurtenissen sinds
de verkiezing van George Bush (en vooral sinds 9/11) op een
kritische manier worden aangepakt en, doorgaans, worden
teruggebracht naar een menselijk niveau. ‘Fahrenheit 9/11’. ‘Syriana.’ ‘The
Constant Gardener.’ En ga zo maar door. Over het algemeen
waardevolle films, en hier is dat niet anders.
Nauwelijks een maand na de aanslagen van elf september vertrekt
Asif Iqbal, een Brit van Pakistaanse afkomst, naar Pakistan om daar
zijn toekomstige bruid te ontmoeten. Hij wordt gevolgd door drie
vrienden, die mee zijn huwelijk willen vieren: Ruhel, Shafiq en
Monir. Gedeeltelijk uit idealisme, gedeeltelijk omdat ze jong en
niet al te snugger zijn, besluiten de vier vrienden om de grens met
Afghanistan over te steken en daar de bevolking te helpen. En dat
hadden ze dus beter niet gedaan: Monir raakt door omstandigheden
van de groep gescheiden en wordt nooit teruggezien, de anderen
worden opgepakt door de alliantie en komen terecht op Guantanamo
Bay, waar ze de volgende twee jaar zullen doorbrengen zonder
formeel aangeklaagd te worden van wat dan ook, zonder hulp te
krijgen van wie dan ook, in omstandigheden die niet eens voldoende
gedekt worden door het woord “mensonterend”.
Een aantal van de scènes in ‘The Road to Guantanamo’ zou grappig
zijn als ze niet zo angstaanjagend waren. De ondervragingsmethodes
van de Amerikanen blijken ongeveer even fair en subtiel als degene
die we gewoonlijk in oorlogsfilms zien bij nazi’s: Asif, Ruhel en
Shafiq lopen enkel in een oranje uniform rond, maar telkens wanneer
ze naar de ondervragingskamer worden gebracht, moeten ze op de
grond gaan liggen en worden ze weggehaald door een groepje van vijf
soldaten in volledige battle-dress. Ze krijgen een zak over hun
hoofd, worden gehandboeid en moeten vervolgens urenlang op hun
knieën zitten terwijl ze de ene zinloze vraag na de andere naar het
hoofd gesmeten krijgen. Ze krijgen nauwelijks de kans om uit te
leggen wat ze in Afghanistan deden; leggen ze het toch uit, dan
worden ze niet geloofd en krijgen ze slaag. Op een bepaald moment
krijgt één van hen een wazige videotape te zien van een toespraak
die Osama Bin Laden in 2000 hield. ‘Dit is Osama Bin Laden,’ legt
de ondervrager behulpzaam uit. ‘En dit ben jij in het publiek.’
Waarbij ze een wazig vlekje op het beeld aanwijst waarvan je op het
eerste zicht nauwelijks kunt zeggen dat het een mens is. ‘Waar is
Osama?,’ vraagt ze in alle ernst, alsof één van de drie vrienden
toevallig Bin Ladens gsm-nummer op zak zou hebben. Dat die in 2000
alledrie Engeland niet zijn uitgeweest, is een feit waar ze niet
mee wil worden lastiggevallen.
Waar we uiteindelijk bij uitkomen, is het simpele feit dat dit een
land is dat pretendeert democratie en gelijkheid voor iedereen te
exporteren naar land waar dat eerder niet bestond, en vervolgens
terreurtechnieken gebruikt die niet zouden misstaan in een openlijk
fascistisch regime. We zien een tv-optreden van Bush, waarin hij
reageert op de aantijgingen dat er martelingen zouden plaatsvinden
op Guantanamo: “Je moet onthouden dat dit geen mensen zijn zoals u
of ik. Ze hebben niet dezelfde waarden.” Waarmee hij diezelfde
mensen die hij beweert te bevrijden van het Talibanregime, gelijk
eventjes tot Untermenschen uitroept. Zo gaat dat dan.
Vormelijk schurkt Winterbottom hier zeer dicht aan tegen wat hij al
eerder deed in ‘In This World’:
niet-professionele acteurs spelen de ware gebeurtenissen na, en
alles wordt zeer ruw, in documentairestijl gefilmd op digitale
camera. Ditmaal echter, worden deze segmenten afgewisseld met
interviews met de échte Asif, Ruhel en Shafiq. In die zin kun je
ook een parallel trekken met de documentaire ‘Touching the Void’ – het onderwerp is
uiteraard helemaal anders, maar de structuur is wel hetzelfde. Deze
aanpak biedt een aanzienlijk voordeel over ‘In This World’. Die film ging over een
belangrijk onderwerp, maar de personages bleven teveel naamloze
figuranten die een grotere problematiek onder de aandacht moesten
brengen. Ditmaal krijgen de personages voldoende gelegenheid om ook
een herkenbare persoonlijkheid te ontwikkelen. Gedeeltelijk door
hun interviews, leren we ze kennen als mensen, waardoor de
meeleeffactor zeer hoog ligt. Dit voelt niet aan als een case
study, zoals dat bij ‘In This World’
wél het geval was, maar als een specifiek, individueel verhaal dat
ondanks de politieke implicaties, in eerste instantie van ons
vraagt om mee te voelen met mensen die we tijdens de laatste jaren
unaniem hebben leren verketteren. Moslims, en misschien dan nog
fanatieke ook. Waarom niet, tenslotte zitten ze in Guantanamo en
waar rook is, zal wel vuur zijn.
Het gebruik van digitale camera’s blijft een vergiftigd geschenk
voor dit soort films. Langs één kant zorgt het er wel voor dat
alles er hyperrealistisch uitziet – het “fly on the
wall”-effect is enorm, waardoor vals sentiment ook vermeden
wordt. Maar langs de andere kant is dat soort van bewuste
lelijkheid ook weer een stilistiek op zichzelf geworden. Het
gebruik van digitaaltjes is een statement geworden, de regisseur
maakt een inhoudelijk punt van de lelijkheid van z’n eigen beelden:
“Kijk eens hoe ruw mijn film wel is, het moet wel kunst zijn.” Op
den duur raak je dat ook weer beu, en begin je je af te vragen
waarom dit soort verhaal niét gefilmd kan worden op 35 mm en met
camerabewegingen waar je niét zeeziek van wordt.
Maar goed, dat is dan weer muggeziften. Het punt is dat ‘The Road
to Guantanamo’ een krachtige aanklacht is tegen een politiek regime
dat zich verschuilt achter een hypocriete facade van morele
meerderwaardigheid om heimelijk de vunzigste onmenselijkheden te
begaan. Winterbottoms film zal allicht geen wonderen verrichten,
maar goed, alle beetjes helpen.