De blinkendste ster aan het hiphopfirmament ten zuiden van de taalgrens is al jaren Starflam. Sinds die groep min of meer op non-actief staat, is de aandacht voor de Waalse broeders wat verwaterd, maar met L’encre, la sueur et le sang van Starflam-mc Akro dans les bacs wordt die radiostilte in één machtige klap goedgemaakt.
Sinds het laatste Starflam-album uit 2003,Donne-moi de l’amour, blijft het verdacht stil rond de Luikse crew. Het voortbestaan van de groep leek en lijkt nog altijd onzeker door het vertrek van rapper Balo en de soloplannen van verschillende mc’s. Soloplannen die een stille dood leken te sterven, maar Thomas Duprel aka Akro, slaagt er als eerste in een wapenfeit af te leveren buiten het veilige nest van de Starflam-familie. Hoewel: zich radicaal distantiëren van zijn potes liégeois doet de man op dit album niet bepaald. Voor de beats en scratches op L’encre, la sueur et le sang tekent dj Mig One, de zeer low profile, maar wel ontzettend straffe gast achter de draaitafel bij Starflam.
De plaat wordt meteen sterk afgetrapt met een verbeten intro die duidelijk maakt dat Akro niet van plan is een blad voor de mond te nemen ("Je suis le débat, la critique, l’opposé / le tsunami du verbe si tu essaies de t’interposer"). Vooruitgeschoven single "Bitches from Brussels" is 100 % hiphop zonder overbodige franjes: op een bezwerende loop spuwt de Brusselaar zijn gal over de kankers in ’zijn’ stad en de wolven in schaapsvacht die haar bevolken. Mig One geeft hier meteen zijn visitekaartje af: de man scratcht en spint met een vanzelfsprekendheid en souplesse waar menig would-be dj een puntje aan kan zuigen.
Het is naar adem happen, want het ene prijsbeest volgt het andere op de eerste helft van de plaat. In "Loterie" wordt een spel met het numerieke stelsel gespeeld en trekt Akro vooral de kaart van de sterke lyrics. Die vindingrijke en mature teksten zijn altijd al het handelsmerk van de mc geweest. Akro heeft wel belangwekkender dingen te zeggen dan de 50 Cents van deze wereld. Geen misselijkmakende machopraat over gewillige dellen in de rhymes van de ket, maar veeleer food for thought. Weinig hete hangijzers worden uit de weg gegaan, en dat wordt vooral duidelijk in de meer weemoedige en zachte nummers van de plaat. Zo gaat "L’enfant caché" over jonge delinquenten die aan hun lot overgelaten worden, en "Pires sont ceux" over latent racisme. Ja, het is eens iets anders dan "go shake that thing".
Niet dat het altijd kommer en kwel hoeft te zijn. "Paradoxe", een van de onbetwiste hoogtepunten, drijft op een onbezorgd stuiterende beat en kronkelt zich vergenoegd rond lome trompetten. "Parachuté, paralysé", fluistert gastvocaliste Youyou zachtjes in je oor en je blijft inderdaad geparalyseerd achter. Zo fladderen er wel meer zoetgevooisde feeën (Sandrine Collard, Christa) door de nummers, een slimme zet die het album behoedt voor al te grote vocale eentonigheid.De dromerigheid die de dames oproepen wordt meteen aan splinters gegooid met "Elle Veut", een heerlijke brok swingende en uitdagende reggaeton waarop Orishas-lid Roldan zijn sensuele wagonnetje wel heel smooth aan dat van Akro haakt. "Je ne pense plus à l’amour, ne pense qu’au sexe". Jaah, hier hoeft geen tekeningetje bij.
De echte vette tracks worden opgespaard voor het eind. Draai "Mon beat est club" en probeer niet goedkeurend mee te knikken op de beat. In de beste hiphoptraditie worden er nog twee freestyles op de luisteraar losgelaten, waarop schoon volk passeert als James Deano, Sly D, M.A.X., Bienvenu en, hoe kan het anders, Starflam. Het is maar de vraag of de overige leden van laatstgenoemd collectief zich nog aan een soloalbum durven te wagen na dit pièce de résistance van hun collega. De lat ligt onbereikbaar hoog, zou wel eens de moedeloze conclusie kunnen zijn.