Terwijl buiten een oorlog woedt, zijn er twee manieren om te reageren: de freakfolkies vluchten in escapisme en dromerigheid, anderen schrijven protestsongs. Yep, de jaren zestig zijn terug en net als in die goeie ouwe tijd schreef ome Neil nog eens een striemende aanklacht tegen zijn regering.
"Het is een metalversie van de protestsongs van Bob Dylan en Phil Ochs", was ongeveer het eerste dat Neil Young over zijn nieuwe plaat, Living With War, losliet. "Een nieuwe plaat? Tiens, we wisten niet eens dat hij aan het opnemen was", reageerde de platenfirma. Prairie Wind, Youngs vorige is pas een half jaar oud, en dit was niet voorzien. Dinosaur Sr. had echter wat op zijn lever liggen, zodoende.
Nochtans was Young in de nadagen van elf september voluit achter Bush gaan staan, en schreef hij met "Let’s Roll" een eerbetoon aan de passagiers van de vlucht die zich die dag de grond in boorde. Maar die visie is al lang bijgesteld, en net als de verstandige rest van de wereld kreeg ook hij zijn buik vol van het gedrag van zijn president. En toch duurde het nog lang voor hij wat aan band toevertrouwde: "Ik hoopte eerder dat één of andere jongeling dit zou zeggen."
Het wachten beu, is het er dan toch allemaal uitgegutst, en heeft Young dat protestalbum maar zelf geschreven. Op twee weken tijd werd Living With War er in een klassieke powertrioformule (bas-drum-gitaar) uitgeramd, zij het met de hulp van een trompettist en een honderdkoppig koor, die af en toe hun neus even binnenstaken. Het resultaat klinkt erg direct en vooral sterk: niet te hard nadenken en gewoon nummers opnemen, gaat Young blijkbaar goed af.
Hier klinkt de Neil Young van de gruizige gitaren. De warme klank van Rust Never Sleeps keert terug, maar het eindeloos uitmelken van riffs zoals op Greendale is hier achterwege gelaten: het blijft to the point, zo bijvoorbeeld in "Families" of in het wel erg gedreven "Shock And Awe". Living With War toont de rockende Neil Young in al zijn essentie.
Young grossiert weer in warme, ronkende nummers, zoals de prachtige opener "After The Garden" of het titelnummer. De essentie zit hier in de niet om de hete brij heen draaiende teksten. Of in de titels: iets als "Let’s Impeach The President" liegt er natuurlijk niet om.
Dat is overigens niet alleen omwille van de tekst een opvallend nummer. Met zijn cavalerietrompet lijkt het wel een aanvalskreet, maar al snel wordt het eerder een hippie-sing-along. Young laat het meteen volgen door het klassiek rockende "Lookin’ For A Leader". Die ene afgezette moet natuurlijk vervangen worden, en waarom dan niet eens een vrouw of een zwarte proberen. En hé, misschien moet Colin Powell het maar doen, "to right what he’s done wrong".
Young heeft geen blad voor de mond genomen en windt er in zijn teksten geen doekjes om. Living With War is één lange aanklacht tegen het Bushregime en het soort hersenloos volk dat voor zo’n leider stemt, zolang er maar geconsumeerd kan worden. Wat de plaat echter zo sterk maakt, is dat ze ook muzikaal tot de betere helft van zijn recentste output behoort. Dit is een erg gefocuste, coherente plaat die nauwelijks een zwak moment kent.
Wie zou denken dat dit soort platen hopeloos achterhaald is, moet maar even op Youngs site kijken (onder "the great debate") welke reacties Living With War oproept in de Amerikaanse pers. De verscheidenheid ervan en de venijnigheid waarmee Young wordt aangevallen, bewijzen dat durven protesteren nog even relevant is als veertig jaar geleden.