Neil Young is niet dood. Vorig jaar leek dat wel even anders, en
het overweldigend mooie Prairie
Wind leek dan ook vooral gegroeid vanuit het besef dat ook oude
rockers kunnen sterven. Maar nu, anno 2006, is Young helemaal
hersteld van zijn hersenbloeding-of-wat-was-het-ook-alweer.
Althans, dat is de conclusie die wij uit het nieuwe ‘Living With
War’ trekken.
Op Youngs officiële site, én in elke bespreking van het album (en
wij gaan hier niet onderdoen, ah nee) kan men lezen dat Living With
War een verzameling ‘folkmetal protest songs’ is, geschreven,
opgenomen, en bij uw en mijn platenboer afgeleverd in de
indrukwekkend korte tijdsspanne van één maand. Die haast heeft naar
verluidt te maken met de niet te bedwingen nood de Boodschap naar
het Volk te brengen. Gevolg van diezelfde nood is ook dat de
‘limited edition’ (bij de recentste albums van Young toch steeds
een bescheiden feestpakketje) met bonustracks en dvd, pas later zal
verschijnen. Gevolg dáárvan is dan weer dat de Allergrootste Fans
twee maal hun portemonneetje zullen bovenhalen, en Young alweer een
schuur bij zal kunnen bouwen op zijn landgoed. Of hoe de grens
tussen engagement en commercie soms verrekt dun kan zijn. Want laat
ons eerlijk zijn: dat een wereldvreemde (maar geniale) nutcase als
Prince inzake ‘actualiteit’ niet op een jaar of twintig let, ça va,
maar van de man die ooit ‘Ohio’ schreef, verwacht men beter.
Niet dat Irak en George Walker B. niet actueel meer zijn, maar wat
is er gebeurd in de laatste weken van maart, om deze al bij al late
reactie te rechtvaardigen, is een raadsel. Wie het ons kan
vertellen, wint een snoepje.
Maar goed, in de U.S. of A. hebben de nogal ongezouten politieke
uitspraken op ‘Living With War’ voor behoorlijk gepolariseerde
besprekingen gezorgd (u kan ze proper gerangschikt nalezen op
Youngs site). Opmerkelijk daarbij is dat vooral de negatieve
reviews het weinig of niet over de muziek zelve hebben. Laten we
dus hier niet in diezelfde val trappen…
Na ‘Prairie Wind’, de wonderschone, in een behaaglijke
country-sfeer gedoopte singer-songwriterplaat van vorig jaar,
verrast Young toch wel met wat één van de ‘luidste’ platen uit zijn
indrukwekkende catalogus moet zijn. Denk ‘Time Fades Away’, ‘Ragged
Glory’, ‘Mirror Ball’. Denk vooral ook aan Crazy Horse, hoewel de
band niet op ‘Living With War’ speelt. Het minste wat van het
jongste ei van Dinosaur Sr. gezegd kan worden, is wel dat
het rockt – all the way. Over de hele plaat hangt de sfeer
van een live-opname, met de onnauwkeurigheden die daarbij horen,
maar zeker ook met de gedrevenheid van een band die een zaal,
stadion of festivalweide (of demonstrerende menigte, quoi) een
memorabel feestje wil bezorgen. Dat gedrevenheid en energie bij dit
project belangrijker waren dan nuance en raffinement, is duidelijk
– zowel wat betreft muziek als tekst. Nadeel hiervan is wel dat de
songs soms iets té duidelijk uit dezelfde ‘bevlieging’ komen, en
dat de drummer – die zeer nadrukkelijk in de mix zit – wel erg
weinig afwisseling in zijn spel steekt. Tegengewicht voor de
sluipende eentonigheid is Young (met succes) gaan zoeken bij een
trompettist en een honderdkoppig koor. Die zijn bijvoorbeeld
opvallend aanwezig in het titelnummer, dat zeker niet het enige
hoogtepunt is. Ook opener ‘After the Garden’ en het krachtige
‘Shock and Awe’ beschikken over de juiste groove en een catchy
melodie die je overtuigen om na afloop van het schijfje de
repeat-knop te zoeken. Wie op zijn/haar iPod maar plaats heeft voor
vier songs, vult deze drie tracks best aan met het nu al beruchte
‘Let’s Impeach the President’; een song die het Grote Gebaar wil
herdefiniëren en als een vastbesloten menigte richting Witte Huis
marcheert. De welgemikte samples van Bush Jr. doen ons zelfs
terugdenken aan ‘No W’ van Ministry, maar maakt u zich geen zorgen:
dat ligt volledig aan ons.
Een foutloos parcours? Zeker niet; daarvoor zijn nummers als
‘Families’ en ‘Flags of Freedom’ net iets té onbepaald en melig, en
de afsluiter (ontdek hem zelf maar) té overbodig en, nu ja, gewoon
fout. Een tijdloze plaat dan? Wellicht ook niet. Wat is’ Living
With War’ dan wel geworden, vraagt u? Wel, beste mensen, het is een
verdomd sterke uppercut van een plaat. Een brok woede,
verontwaardiging en energie; een welgemikte rechtse (excuseer:
linkse) op het bakkes van conservatief Amerika. Weliswaar hadden
sommige nummers wat meer mogen ‘rijpen’, maar dat had dan misschien
de directe, spontane kracht ervan tegengewerkt. En dat is waar deze
plaat vooral op drijft: kracht.
Nee, Neil Young is verre van dood. Hij heeft zonet zelfs een
ijzersterke loeder van een plaat op een ingeslapen wereld
afgestuurd, een plaat die ons nogmaals verzekert dat het oeuvre van
Young, zoals het een goed universum betaamt, nog steeds in meer dan
één richting uitdijt.