"I’d rather buy the DVD", lazen we onlangs op een muziekforum als antwoord op een vraag over livemuziek. Na enige inspanning om onzin van een dergelijk kaliber verwerkt te krijgen, konden we enkel maar concluderen dat de persoon in kwestie waarschijnlijk bevooroordeeld én geschift was, ofwel straalbezopen. En hij is zeker nooit gaan kijken naar Motorpsycho.
Het Noorse trio staat bekend om zijn indrukwekkende reeks albums, maar het is vooral op een podium dat ze het verschil maken en een niveau halen waar de meeste acts niet eens van durven dromen. Van massieve drones en psychedelische monsterjams tot woest om zich heen schoppende hardrock en geraffineerde popsnoep, het behoort allemaal tot de mogelijkheden. Dat zorgt er dan ook voor dat het aantal vergelijkingspunten haast oneindig is: het ene moment klinken ze als een kruising van The Who en Sonic Youth, even later wordt Led Zeppelin samengeklutst met space-jazz of kan het eindigen met breekbare harmonieën à la The Beach Boys, gezongen en gespeeld door Wishbone Ash. Van pure pop was er amper sprake tijdens de slotnacht van Les Nuits. Het meest recente album Black Hole/Blank Canvas is het eerste werkstuk zonder Hakon Gebhardt achter het drumstel, en meteen ook hun meest directe album sinds Blissard (1996).
De hamvraag was dan ook of Motorpsycho, ooit één van de meest inspirerende democratieën van Europa, met nieuwe drummer Jacco Van Rooij niets van z’n pluimen had verloren. Het antwoord is negatief. Het is geen dankbare job om een synergie van meer dan een decennium zomaar te recreëren, en bassist Bent Saether diende af en toe dan ook aanwijzingen te geven, zeker als gitarist Snah verloren dreigde te lopen in één van zijn extatische solomomenten. Maar het moet gezegd: ook met Van Rooij en vierde man Oeyvind Brandtsegg — een vibrafonist die er, ondanks een arsenaal aan spullen en pedalen, vaak voor Piet Snot bij stond — is Motorpsycho nog steeds een act die de mogelijkheden van rock-’n-roll ten volle weet te benutten. Dat ervoor gekozen werd om niets te spelen van de vorige drie albums (de "pop-trilogie") was geen verrassing voor de hardcore fans in het publiek, voor wie de klok enkele jaren werd teruggedraaid.
Een monsterversie van "Un Chien d’Espace" die de lengte van de studioversie meer dan verdubbelde, gaf meteen veel weg over de intenties van de band: het zou trippen worden. Vanaf het moment dat die twee bekende noten aangeheven werden (we verwachten elke keer nog Alice Coopers "Halo of Flies") was het prijs, gleed de groep van haast gefluisterde passages tot brute uitbarstingen die klonken als een stonerband die door Bitches Brew van Miles Davis beukte, maar dan met een epische draagwijdte die enkel uit Noord-Europa kan komen. De intensiteitswijzer werd in het rood gejaagd en pas gelost toen Snah zich tijdens "Triggerman" in het Fillmore East van 1971 waande, aan de zijde van Jerry Garcia & Co. Vanaf dan werd er zwaar uitgehaald: het Hendrixiaanse "Coalmine Pony" kreeg een kromme vibrafoonsolo toebedeeld, maar was eveneens het begin van een lesje rocken, met de nadruk op nieuw materiaal.
Als rustpauze passeerde het tien jaar oude "Manmower" (het mooiste moment), waarna de band terugsloeg met een regelrechte hattrick: "Kill Devil Hills" leek opgebouwd uit auraal beton en "Devil Dog" begaf het bijna onder z’n eigen verpletterende geluidsstorm. "Hyena" was opgefokte, vooruitstuwende popmuziek voorzien van de meest triomfantelijke ambiance sinds het kampioenenfeest van Standard in 1983, en een weergeloos hoogtepunt. De bisronde –- een iets té uitgerokken "LTEC" en oudje "Plan #1" — sloot dan weer aan bij de openers. Motorpsycho speelde hard, intens en begeesterd. Nu en dan ook wat slordig, maar sterk genoeg om hun reputatie als standaardbepalende band hoog te houden. Samen met hun Noorse broeders van Jaga Jazzist hebben ze deze editie van Les Nuits alleszins wat extra kleur, extase én ballen gegeven.