Hoe komt het dat de boeiendste en beste Nederlandse band sinds Doe Maar en The Scene na al die jaren nog geen vaste voet aan onze Vlaamse kleigrond krijgt, terwijl ze in hun thuisland aan de lopende band Kuipen en Arena’s uitverkopen en in een collectief delirium storten? Hoe komt het dat de wijsjes van Clouseau en de zuigplekken van Borsato dat effect wél bij ons sorteren, terwijl in Blof tonnen meer vakmanschap, muzikaal en tekstueel talent, gemeende emotie en een prachtige sound vervat zitten? Begrijpe wie begrijpen kan.
Passages op Nekka-nachten, TW-Classics en Gentse feesten hebben tot dusver weinig zoden aan de Moerdijk gezet, terwijl bijvoorbeeld Thé Lau, Frank Boeijen en de Counting Crows (waar ze eerder al het mooie "Holiday in Spain" mee opnamen) de loftrompetten doen schallen over hun Zeeuwse maatjes. Terecht. Door hun beste nummers sijpelt een van alle fake pathos ontdane weemoed. Hun songs, nu eens sober en intiem, dan weer groots, maar steeds voorzien van een onbetwistbaar kwaliteitslabel, raken de grote emoties van een groot publiek zonder dat Blof zijn smoel en eerlijkheid verloochent of belegen truken van de foor bovenhaalt. Nummers als "Weggaan", "Mooie Dag", "Streep mijn naam maar weg", "De mooiste verliezers", "Twee koude handen", "Anders" en "Halverwege" zijn parels die voor Vlaamse zwijnen en Sportpaleizen blijkbaar te hard blinken. Dat valt te betreuren en te veranderen. Mensen die denken het te kunnen weten, noemen Blof de Nederlandse Coldplay. Daar doen ze vooral Coldplay geen oneer mee aan.
De backcatalogue van zanger/gitarist Paskal Jakobsen, bassist en tekstschrijver Peter Slager, toetsenist Bas Kennis en drummer Norman Bonink oogt stilaan indrukwekkend, met Blauwe Ruis, geschreven na en rond het tragische dodelijke ongeluk van hun vorige drummer Chris Gotte, als hoogtepunt. Tot nu. Hun zevende plaat Umoja (Swahili voor "samenhorigheid") is het verbluffende resultaat van een twee jaar durend project dat de Zeeuwse jongens in dertien landen bracht, met als resultaat dertien nummers, fel gekleurd door instrumenten en stemmen uit die landen. En wat nog straffer is dan elk nummer op zich, is dat de plaat een stevig geheel vormt en geen warrig, kakofonisch mozaïek. Het geluid van Blof vormt de rode draad en blijft overeind tussen al die verrijkende, wereldse muzikale weelde. Daar zitten niet alleen de niet stuk te krijgen nummers voor iets tussen, maar ook het productionele vernuft van de band.
Hoogtepunten opsommen heeft geen zin. Het eerste nummer "Binnenstebuiten (Yele)" verraadt meteen het hoge niveau. Zeer fraai opgesmukt met Keniaanse zang en percussie, bouwen de Blof fers het nummer subtiel op naar een climax die schreeuwt om kippenvel op zomerse weides. Het rockende "Mens" zal Thé Lau ongetwijfeld meestampen, terwijl de zeer herkenbare Turkse zurna en baglama volledig mee loos gaan op de riff. De gerenommeerde Japanse Kodo-drummers geven de eerste single "Aanzoek zonder ringen" vooral aan het uitbarstende einde een indrukwekkende meerwaarde. "Hemingway" (met Eliades Ochoa van Buena Vista Social Club) is een geslaagde bedscène met de Cubaanse muziek die de voyeur in ons naar boven haalt. Het ontroerend gezapige "Wennen aan september" is weer een zeer te pruimen duet met de Counting Crows, dat drijft op piano en ijzersterke lyrics. De stemmen van Jakobsen en Adam Duritz stuwen elkaar de hoogte in, waarbij Duritz zelfs enkele Nederlandse woordjes mee bekt.
Het Argentijnse "Geen tango" deed ons even hard genieten als de tangoversie van "Roxanne" in Moulin Rouge. De stevigste rillingen bezorgde ons evenwel het duet "Herinnering aan later". Het is een bloedstollend mooi geslaagde muzikale vertaling van en eerbetoon aan de saudade, het Portugese woord dat een soort droeve nostalgie beschrijft waarop de prachtige fadomuziek gebaseerd is. De stem van Cristina Branco moet een van de mooiste ter wereld zijn. Van hetzelfde kippenvelniveau is het meeslepende "Een manier om thuis te komen", dat in al zijn bedrieglijke eenvoud ontroert en omarmt. Ook "Vreemde wegen" (van een héérlijk Iers sausje voorzien) en "Donker hart" (het meest typische Blofnummer, voorzien van een Russisch strijkersorkest) katapulteren deze plaat voor ondergetekende tot een van de kanshebbers op de titel (ja, ja) Plaat van het Jaar.
"En waarom?", slaat u zich voor het hoofd. Omdat deze plaat qua durf, originaliteit, rijkdom, verrijking, ge(s)laagdheid, uitwerking, songschrijverschap en productie het Nederlandstalige lied mijlenver overstijgt. Omdat het tijd wordt dat Blof in Vlaanderen de (h)erkenning krijgt die vele talent- en authenticiteitloze nitwits hier onbegrijpelijk wel te beurt valt. Omdat de vergelijking met Coldplay door deze Umoja niet langer een eer, maar een bekrompen en beperkende oneer geworden is. En omdat ze niet alleen op Pinkpop (!), maar ook op 30 mei in onze Gentse Vooruit met hun stevige livereputatie de lat van hun platen zo mogelijk nog hoger zullen leggen, nog hoger dan het dak van het Sportpaleis, waarin een band als Blof pas écht een jaarlijkse traditie zou moeten zijn.