Het land van de rijzende zon heeft zo zijn eigen vreemde tradities. Anime, een gewelddadige en vaak seksueel geladen tekenstijl gericht op kinderen, is daar een berucht voorbeeld van. Nergens is de grens tussen volwassenen- en kinderentertainment zo diffuus.
Maar de vele japanofielen weten dat Japanse tekenfilms meer te bieden hebben dan louter uitvergrote perversies. Het rijke aanbod aan Japanse tekenfilms biedt immers voor ieder wat wils, van kleffe vrouwenverhalen tot stoere macho-uitingen. De soundtracks die hiervoor en masse geproduceerd worden, zijn vaak weinig interessante geluidstapijtjes, maar herbergen bijna altijd een popnummer. En Japanse pop, jongens en meisjes, dat is een heel aparte ervaring.
Het in Oakland en San Francisco opererende gezelschap Deerhoof injecteert al een eeuwigheid die Japanse popuitspattingen in een avant-garde rockkleedje, wat tot intrigerende, dan wel enerverende albums leidde als Apple ’O, The Man, The King, The Girl en Reveille, naast een handvol andere. Met The Runners Four, het achtste als we goed geteld hebben, slaat de groep nog meer de richting in die Apple ’O al aanwees en wijkt het dan ook steeds verder af van zijn initiële rockwaanzin.
Deerhoof is een groep die niemand koud kan laten: enerverend en springerig volgens de ene, slaagt hij er volgens de andere weer net in boeiende songs op te bouwen die niet noodzakelijk de geijkte rockpaden volgen. The Runners Four klokt evenwel af op een kleine zestig minuten, waardoor Deerhoof alvast in speeltijd breekt met het verleden, toen zijn albums nauwelijks de dertig minuten overschreden. Maar slaagt hij er ook in deze lange tijd boeiend te houden?
Deerhoof poogt met elk album dichter bij de reguliere rocksong te komen en weet op The Runners Four die zelf verschillende keren te benaderen: het geeft aan het album een statuut dat de vorige overstijgt en mogelijk zelf neofieten kan overtuigen van de meerwaarde ervan. In de allerbeste Deerhoof-traditie hinken de eerste twee songs nog op meerdere benen tegelijkertijd, zodat het merkwaardig stabiele "Running Thoughts" de eerste verrassing vormt door haar klassieke songstructuur. Ook "Vivid Love Song" houdt de waanzin binnen de perken, al zal een niet geoefende luisteraar nog steeds de wenkbrauwen fronsen bij het net niet irritant klinkende kinderstemmetje van Satomi Matsuzaki.
Met "O’Malley, Former Underdog" wordt de Japanse rockpop treffend benaderd en lijkt Deerhoof het avantgarde label definitief afgegooid te hebben. De dissonante gitaarklanken in "Wrong Time Capsule" en "Spirit Ditties Of No Tone" kunnen dan ook niet verbergen dat Deerhoof volwassen geworden is. Ook de noise-erupties in "Scream Team" verhullen niet langer een klassieke song, "You Can See" probeert het niet eens meer, zelfs al heeft het dan een loops intermezzo weten binnen te smokkelen.
Het grillige "Siriusstar" is de eerste echte, maar ook enige uitspatting na "Twin Killers". Het jazzy "Lemon And Little Lemon", het speelse "Lightning Rod, Run" en het bevreemdende "News On A Bird" mogen dan wel mee stoorzender spelen, het album blijft — zeker naar Deerhoof-normen — mooi binnen de lijntjes kleuren. Op een kleine en haast onmerkbare toets na, durven we hier dan ook te spreken van een eerder klassiek album.
The Runners Four mag dan wel mijlenver van het debuut The Man, The King, The Girl verwijderd zijn, toch blijft Deerhoof vintage. Tenslotte heeft de groep de eigen stijl, die ergens tussen noise, avant-rock, klassieke songstructuren en Japanse pop (vooral vanwege Matsuzaki’s vocale uithalen) in hangt, steeds verder uitgepuurd. Met The Runners Four blijft Deerhoof hoe dan ook intrigeren en weet de groep als geen ander te balanceren op het slappe koord tussen songs en experimenteerdrift.