Arctic Monkeys behoeft eigenlijk geen introductie. Als belichaming van het concept ’hype’ heeft de band zich in sneltreintempo tot ongekende — voornamelijk publicitaire — hoogtes gekatapulteerd. Hoe achterlijk geïsoleerd België bij momenten wel niet kan zijn, zelfs voor deze hype ging men en masse plat. Een platgeperste Botanique was het voornaamste slachtoffer.
De populariteit van de ijskoude snotaapjes is gebaseerd op de hysterie van een semi-orgastische Britse persmeute — NME op kop — geruggesteund door een uitgebreide harem piepjonge fans. Laten het net die fans zijn die elk concert tot een hoogmis van het moderne lied bombarderen. Deze keer geen bezwaar dus tegen het bataljon Britse dagjestoeristen aanwezig, met als enige intentie zich de botten uit het lijf te shaken. Niet dat er aan een dergelijke invasie in zakformaat behoefte was om wat sfeer in huis te brengen. Nee, Mystery Jets — het zoveelste next big thing in lijn — kweet zich gedegen van haar taak als opwarmer. "Alas Agnes" en "(You Can’t Fool Me) Dennis" zijn nummers waarvan zelfs de stereo blij aan het huppelen gaat. Mooi initiatief tegen de vergrijzing ook, je vader daar zo links op het podium positioneren.
Arctic Monkeys heeft intussen haar status als Britse belofte al lang en breed ingevuld. Ondanks enkele schoonheidsfoutjes durfden we de vorige Belgische passage, eind november, als "venijnig kort maar uiterst strak" te betitelen. Enigszins groen achter de oren wisten ze toen toch te overtuigen, al was het maar door hun aanstekelijk enthousiasme. De begeestering van frontman Alex Turner was hier zeker niet vreemd aan. Enkele maanden en een paar platgespeelde continenten later oogt hij mentaal echter niet meer zo fris. Gelukkig was dit geen bezwaar voor de band om een stel pakkende riffs uit de mouw te schudden.
"IBYLGOTD", dat als tweede de revue passeert, wordt er in een hels tempo doorgejaagd. Terwijl de drummer nog halfweg het refrein zit blijkt de gitarist al met de slotakkoorden in de weer, iets in die strekking. Niet dat het de uitverkochte Orangerie dwars zat, vuisten gaan partijcongresgewijs de lucht in en stembanden worden frontaal mismeesterd. Aanstekelijke popdeuntjes als voorgaande zijn hun handelsmerk. Een gelijkaardige extatische reactie sorteert dan ook Britse chart-klassieker in wording "When The Sun Goes Down". De band slaagt erin de kapitale break — de spannende overgang, hét meebrulmoment — losjes te negeren. Iets wat verder geen afbreuk doet aan het principe van volledig loos gaan. Geen moment twijfel over hun vakmanschap, muzikaal klinkt het uitstekend. Nog maar eens blijkt dat de band zich heeft opgewaardeerd tot een goed geoliede machine die er in slaagt haar hits een na een uit te braken.
"From Ritz To Rubble" mag dus ook niet ontbreken. Gegangmaakt door een alleraardigste intro blijkt ook hier een repetitief – jawel — refrein de fundering voor een catchy nummer. Het uiterst dansbare "Dancing Shoes" zet de heupen massaal in beweging en een contingent idolate tieners laat zich opmerken door wanhopig gelonk naar de frontman. Die lijkt ergens in een galaxy far away te vegeteren, Vittel is inderdaad een veiligere keuze als je op de planken staat. "Fake Tails Of San Francisco" funkt een eind weg en bedient zich van een slot waarvoor we de o zo gehate term ambiance wel eens zouden durven hanteren.
Arctic Monkeys weet de verwachtingen ruimschoots in te lossen. Als ongekroonde heersers van hapklare brokjes rock vermengd met nostalgische invloeden — denk Buzzcocks — maken ze indruk. Een geweldige avond, hoewel de band moe leek. Rust kunnen ze zich echter niet permitteren vooraleer de wereld aan hun voeten ligt. Hopen dat een dergelijke slagzin de tristesse van het ellenlange touren doorheen anonieme steden enigszins kan verbloemen. Het zou egoïstisch zijn te hopen dat Chokri nog intervenieert…