Een plaat vol covers, bedoeld als grap. Dat vormde het uitgangspunt voor de samenwerking tussen de postrockers van Tortoise en Bonnie ’Prince’ Billy. De opzet is maar half geslaagd: zeker de helft van de covers wens je zelfs je ergste vijanden niet toe, en op de andere helft van de plaat stapelen de ontdekkingen zich op als goudmijnen onder een dikke laag stof. Oftewel: hoe initiële humor op haar beste momenten kan uitmonden in grootse kunst.
Zo valt "Cravo e canela" van sambakoning Milton Nascimento met een zwaar gepantserde deur in huis. Dit is ballroom dance voor een guerrillabeweging, een bizarre kruising tussen Frank Zappa en Latin. En zo schieten er ons wel meer bevreemdende referenties te binnen. Bij "That’s Pep" bijvoorbeeld, een cover van Devo, denk je spontaan aan een ongekuiste versie van Prince zijn "Let’s Go Crazy".
Maar de heren weten niet van ophouden. Lungfish’s "Love Is Love" werd vakkundig omgekneed tot een hoogst irritante brok muziek, alsof een tandarts met een drilboor in je mond staat te opereren. Ook "It’s Expected I’m Gone" vormt een aanslag op je zenuwen. De originele groep, Minutepen, behelsde een jazzpunkcombo uit de eighties. Tortoise vervormt hun materiaal tot lawaai dat ons hartstochtelijk doet verlangen naar een acute doofheid.
Echt kwaad worden we pas als de heren ongenaakbare monumenten vakkundig verkrachten. Zo steekt het gezelschap Elton Johns bloedmooie "Daniel" in een schreeuwlelijk jasje van goedkope drumcomputers en vervormde microfoons. Ook Bruce Springsteens magistrale "Thunder Road" vloekt in de gecoverde versie als een marktkramer met aambeien. Iemand zou zowel Tortoise hun synthesizers als Bonnie ’Prince’ Billy zijn gitaarpedalen moeten afpakken. Dringend.
Net als wij de mannen in het witte busje willen bellen en gewagen van een album dat een gevaar vormt voor de volksgezondheid, slaan Billy en de zijnen ons emotioneel knock-out met het sublieme "Pancho". Denk aan Eels, denk aan een lieflijke xylofoon, een honingzoet refrein, een gigantische suikerspin. Ook Melanie’s "Some Say I Got Devil" wordt naar ongekende hoogtes gestuwd. Dit is ijle dromerige alt.country, ideaal voor een landerige zondagmiddag op een stoffige farm.
En het wordt steeds beter. Zowel Tortoise als Bonnie ’Prince’ Billy verkeren tegen het einde van de plaat in bloedvorm. Richards Thompsons "The Calvary Cross" klinkt als "The End" van The Doors anno 2006. "On My Own" van Quix*o*tic laat zich beluisteren als een kruising tussen superieure ambient en sublieme americana. Zodus. Wie zich graag onderdompelt in het meest experimentele van Zappa gaat deze plaat over de hele lijn geslaagd vinden. De rest van de mensheid kan, met behulp van de skip-toets, een meer dan aangename cd samenstellen. We wensen de heren nog veel cd’s en iets strengere selectiecriteria toe.