Dit hadden we nog niet gehad: een romantische komedie waarin de
belangrijkste vraag is of een comapatiënt al dan niet
geëuthanaseerd zal worden. Het hangt er maar van af waar je mee
kunt lachen. Persoonlijk heb ik altijd enigszins opgekeken van al
die mensen die beweren dat ze niet als een plant willen leven.
Waarom eigenlijk niet? Wat kan er leuker zijn dan je familieleden
tijdens de laatste jaren van je leven te pesten met vieze pampers
en stoma’s? Fuck euthanasie, ik wil dat stel uitvreters dat zich
rond de feestdagen aan mijn tafel schaart lastig vallen zo lang ik
kan. Zweten zullen ze, goddomme.
Doch, ik laat me gaan. In ‘Just Like Heaven’ is het kasplantje van
dienst Elizabeth Masterson (Reese Witherspoon), een ambitieuze
artse die elke schijn van een privé-leven heeft opgegeven voor haar
job. Elizabeth raakt in coma na een verkeersongeval, en wanneer er
geen verandering komt in haar toestand, wordt haar flat
doorverhuurd aan David Abbott (Mark Ruffalo), een tuinarchitect die
zelf zo z’n trauma’s heeft. David schrikt zich een volwaardige
tirolerhoed wanneer blijkt dat Elizabeth’s spook nog steeds
rondwaart door het appartement. Hij is de enige die haar kan zien,
en hoewel de jongedame een vreselijk irritante kwak ectoplasma is
die continu zit te zeuren over waterringetjes op de tafel,
ontwikkelt er zich toch een soortement romance tussen de twee.
Klein probleempje: de artsen in het ziekenhuis waar Elizabeth’s
lichaam ligt, zijn stilaan van plan om de stekker uit te trekken,
en dat moet natuurlijk ten alle kosten vermeden worden.
Regisseur van dit pluizig zwijmelfilmpje is Mark Waters, die eerder
al het genietbare ‘Freaky Friday’ en
het verrassend sterke ‘Mean Girls’
afleverde. Niet dat ik die twee prenten tot meesterwerken wil
bombarderen, verre van, maar zeker ‘Mean
Girls’ suggereerde toch een scherp gevoel voor humor bij de
filmmaker, dat hier grotendeels afwezig is. Dat de premisse
vergezocht is, kun je nog beschouwen als een eigenschap van het
genre. Een steenrijke zakenman die verliefd wordt op een hoertje is
óók vergezocht (‘Pretty Woman’) en een man die uit het verleden
naar hedendaags New York komt om een lief te zoeken (‘Kate & Leopold’) nog veel meer. ‘Just
Like Heaven’ gaat gewoon nog een stapje verder in het verzinnen van
romantische obstakels: niet alleen komen de geliefden van
verschillende sociale achtergronden, niet alleen komen ze uit een
ander tijdvak, nee, hier moeten ze zelfs de dood overbruggen.
Probeer dàt maar eens te overtreffen. Oké, het verhaal is zo
voorspelbaar als het groot is, met de éne obligate scène na de
andere en bijwijlen pathetische dialogen (Ruffalo tegen
Witherspoon: ‘Ik was op m’n eigen manier ook dood, maar jij hebt me
terug tot leven gewekt!’), maar hey, daarvoor kijk je naar een
romkom. Als je originaliteit wilt, weet je op voorhand goed genoeg
dat je hier niet naartoe moet gaan.
Nee, wat veel erger is, is het feit dat Waters hier, in
tegenstelling tot z’n vorige projecten, maar zéér sporadisch een
oprechte lach weet uit te lokken. De komische dialogen zijn eerder
cute dan grappig en we krijgen een pijnlijke bijrol van Jon
Heder als Darryl, een sul die boeken verkoopt over communicatie met
het dodenrijk. Dat rolletje is duidelijk bedoeld als show
stealer, het soort personage dat opkomt, het publiek laat
rollen van het lachen en weer afgaat. Alleen jammer dat Heder zo
verschrikkelijk onuitstaanbaar is dat je spontane flash-backs
krijgt naar Pauly Shore, dat gedrocht van een komiek dat in het
begin van de jaren negentig enkele seconden lang populair was.
Heder heeft nét zulke irritante tics, precies diezelfde
aarsvernauwende manier om zijn teksten te debiteren. Als er iemand
in de film euthanasie nodig heeft, is hij het wel.
Ondanks het voor de hand liggende scenario en het gebrek aan goede
grappen, valt er in zekere zin toch nog wel te genieten van ‘Just
Like Heaven’. Waters weet er in ieder geval de vaart goed in te
houden – de film is voorbij voor je het weet – en geloof het of
niet, maar het knettert zowaar een beetje tussen Witherspoon en
Ruffalo. Witherspoon is een goede actrice, dat zou u al lang moeten
weten. Ze speelt veel te vaak mee in dit soort van donzige Mon
Chéri-cinema, maar ze kàn het wel. Wanneer binnenkort ‘Walk the Line’ uitkomt, zult u dat zelf
kunnen zien. Hier staat ze vooral negentig minuten lang lief te
wezen – geen prestatie waar u van achterover zult vallen, maar tja,
ze doet wat er in het script staat en lief is ze. Mark Ruffalo heb
ik tot op heden altijd de ergerlijkste acteur van zijn generatie
gevonden, iemand die in elke rol een imitatie van Marlon Brando
leek te geven, maar hier moet ik toch schoorvoetend toegeven dat
hij al bij al best meeviel. Zo heel af en toe durft de grote
mompelaar zelfs al eens een woord duidelijk prononceren, stel je
voor.
‘Just Like Heaven’ heeft veel gebreken, maar het is wel een film
die nooit verveelt en die z’n doelpubliek zeker zal aanspreken. Een
feel good movie, zo beweert men, hoewel ik me maar afvraag
hoe goed mensen zich dienen te voelen bij de gedachte dat Reese
Witherspoon zelfs als ze in coma ligt nog een lief kan vinden. Je
zult die film maar eens zien als single, eens kijken wat voor een
mislukkeling je je dan voelt. Doch, ik laat me alweer gaan (het
wordt een ziekte): Mark Waters heeft hier simpelweg gedaan waar hij
voor werd ingehuurd: hij heeft driehonderd gram Hollywoodiaanse
eenheidsworst gefabriceerd. De smaak kent u al lang en de
voedingswaarde is nihil, maar het hapt lekker weg en de betalende
consument schijnt niks anders te willen. So be it.