Het zesde studioalbum van "cyber metal"-pioniers Fear Factory, Transgression, zal de muziekgeschiedenis niet ingaan als hun meest geïnspireerde plaat, integendeel zelfs. Het verhaal van een band die zichzelf tegenkomt, en een kleine teleurstelling.
Lang geleden, ongeveer vijftien jaar terug in de tijd, stond in een verloren hoekje van muziekland ineens een viertal lawaai te maken dat een perverse, maar indrukwekkende symbiose vormde van industrialritmes en bikkelhard onderkoeld metalwerk. Niemand wist goed wat deze vier knapen kwamen doen, maar ze speelden naar verluidt heavy shit en noemden zichzelf Fear Factory, en dat was voor iedereen dik in orde.
Na een jaar of tien met de nodige bumps and bruises en bovenal de excretie van een aantal knappe metalplaten, kwamen er een paar kinken in de kabels van de interne huishouding, en zei gitarist Dino Cazares zijn makkers vaarwel. "Niet getreurd", zeiden de drie overblijvende kleine negers, "we lossen dat wel op." En na wat getreuzel maakten ze Archetype: een knoeperd van een bevestiging dat de machine nog een aardig stukje kon pompen. Anno 2005 lijkt de metaalmoeheid in te treden: met het nieuwste braaksel levert Fear Factory een eerste halfwassen werkstuk af.
Het bandlid dat het vooral laat afweten op Transgression, is zanger Burton C. Bell. Waar Christian Olde Wolbers verwoede pogingen onderneemt om het FF-geluid open te trekken met nieuwe, minder typische gitaarlijnen, blijft Bell stagneren in de zanglijnen die vandaag toch stilaan monotoon beginnen te klinken. Als er dan toch geprobeerd wordt om ook op stem iets nieuws te brengen, raakt Bell niet verder dan loze pogingen die verraden dat de man niet bepaald in een creatieve hausse zit. Dat de opvallend organische productie van grote man Toby Wright de vocalen meer dan ooit naar voren trekt, maakt het er niet beter op.
Een van de meest schrijnende voorbeelden hiervan is de titeltrack. Terwijl de tandem Wolbers – Herrera (drums) een verfrissend en groovend stukje Fear Factory probeert neer te poten, raakt Bell niet verder dan leeg geschreeuw, debiele lyrics over dingen die gehaat moeten worden (olé), en de ultratypische variatie tussen cleane melodielijn versus gebrul in het refrein. "Spinal Compression" en "Contagion" zijn ongekruide herhalingen van hetzelfde.
Openingstrack "540,000° Fahrenheit" vliegt er nochtans op de vintage Fear Factory-manier in, met stevig ritmewerk en dezelfde driftigheid die van Archetype een prima comebackplaat maakte. Ook het knappe, gevarieerde "Empty Vision" doet ons goedkeurend knikken, terwijl "Echo Of My Scream" en "Supernova" het rustig aan doen met prominente keyboards en knappe melodieën. Experimenteren met minder voor de hand liggende nummers lukt dus toch, hoewel Fear Factory ons op de rest van Transgression anders doet geloven.
Transgression wordt pas echt uitermate lullig wanneer Fear Factory naar het einde toe twee flauwer dan flauwe covers aan de catalogus toevoegt: zowel U2’s "I Will Follow" als "Millennium" van Killing Joke zijn ongeïnspireerd ingespeeld en voegen nul de botten toe aan de originelen. "Moment Of Impact" is een behoorlijke afsluiter, maar kan niet verbergen dat de klad er ferm in zit bij Fear Factory.
Voor het eerst in al die jaren is het machien uit Fear Factory verdwenen, en dat bevalt ons niet bepaald. Wat overblijft is immers een veel minder interessante band die zelf precies niet goed weet wat er nu nog van de angstfabriek moet overblijven. Transgression is hoogstens middelmatig, zowel qua uitvoering als inspiratie, en voor een band die altijd al als "een geval apart" gecatalogiseerd stond, is dat teleurstellend. Misschien had Fear Factory zichzelf wat meer tijd moeten gunnen om de fabriek eens deftig uit te borstelen.