Er was eens, eigenlijk helemaal niet zo ver van hier, en helemaal niet zo lang geleden — in feite ligt het er nog steeds — een land. Het was geen gewoon land: het was een erg uitgestrekt land. Er waren hoge bergen, nogal diepe dalen en uitgestrekte meren. Dikke mist lag er als een genereus opgespoten dot slagroom over het landschap.
U denkt aan IJsland? Helaas mijnheer of mevrouw, verkeerd gegokt — volgende keer meer geluk. Voor een keer zoeken wij het dichter bij huis, en een heel stuk (nou ja) zuidelijker: een plaats waar mannen in dikke geruite rokken rondhossen, geen ondergoed dragen, zich bezuipen met sloten whisky en rosse borstelsnorren onder hun neus torsen. Eentje waar er nog steeds mysterieuze meermonsters leven: Schotland dus.
Waar wij echter nog het meeste van houden, is dat sappige accentje. Zelf hebben we het al veel proberen nabrabbelen, maar verder dan enkele onbeholpen oerklanken kwamen we niet. Gelukkig zijn er mensen die er wél goed in zijn. Soms spelen die zelfs in bands, kwestie van de wereld mee te laten genieten van en/of de ogen uit te steken met dat heerlijke tongwatervalletje. Een van die bands — en misschien meteen ook wel de beste — is Arab Strap. Het gezelschap rond voltijdse dronkelappen Malcolm Middleton en Aidan Moffat verheft het neuzelzingen van dat taaltje met enkele functionele gitaarklanken en een drum op de achtergrond al een dikke tien jaar tot een kunst. Weliswaar een kunst waar je voor moet zijn, maar desalniettemin een kunst.
Nu zijn ze er met een nieuwe. The Last Romance heet die, en meteen kunnen we er ons van vergewissen: één zekerheid blijft alleszins al overeind. De mannen lijden ongetwijfeld nog steeds aan verschrikkelijk pijnlijke hartbreuken en ander chronisch melancholisch gezucht en gesteun, en zoeken hun troost dan maar in mooie luisterliedjes. Luisterliedjes die je bij het nekvel grijpen, zo denken we — en gelijk hebben we. Deels dan toch.
Er is immers verandering op til. Die hartbreuken staan al lang niet meer alleen, meer zelfs: hier en daar menen we subtiele en minder subtiele hints op te vangen. Hints die erop wijzen dat onze koene helden eindelijk de liefde op de knieën gekregen hebben en er — o, help — rust en geluk in gevonden hebben. Die hints vinden we niet alleen in de teksten, maar ook in de muziek: weg zijn de breekbare en sobere arrangementen die Arab Strap ooit kenmerkten. "Chat In Amsterdam, Winter 2003" doet nog een schuchtere poging, maar loopt een beetje verloren tussen de rest van het liedjesmateriaal.
De weg terugvinden blijkt moeilijker dan gedacht: het klinkt allemaal opvallend doordacht en dikgelaagd, en vrolijk. Nu Middleton z’n muizenissen kan botvieren op zijn eigen soloproject, is Arab Strap op ontdekkingstocht gegaan. De oogst mag er zijn: nummers als "Speed-date" en "(If There’s) No Hope For Us" tonen dat gitaarpop niet oppervlakkig hoeft te zijn, terwijl het fantastisch mooie "Don’t Ask Me To Dance" het beste van oud en nieuw combineert.
Wanneer we die dekselse Moffat nog eens doodleuk een tekst als "And if I saw another man touch you / I swear I’d break his fucking wrist" op een leuk meeneuriemelodietje horen enten, weten we het helemaal zeker: hij is geen haar veranderd. Moffat is nog steeds dezelfde geniale poëet die de luisteraar de grofste dingen met een lepel warme chocoladesaus inlepelt en met de banaalste zinnen harten aan stukken scheurt. Eerlijk is eerlijk: we halen opgelucht adem.
Er is serieus wat veranderd, daar in het barre Schotland. En ook weer niet: Arab Strap is nog steeds datzelfde meesterduo, alleen krijgen we er nu een extra dimensie bij. Een vrolijkere en vooral meer up-tempo dimensie. "Poppy" klonk nog nooit zo intens.