>Het enige deugdelijke pretpark is het opgefikte pretpark. De amper twintigjarige Brit Michael Feerick doet die voortreffelijke leuze alle eer aan én heeft er in een ruk de ultieme soundtrack bij bedacht. Een straffe soundtrack die er zelfs in zou slagen elke helletocht door Bobbejaanland of nachtmerrie in Six Flags draaglijk te maken.
De op een wolfskind gelijkende Feerick is de spil van Amusement Parks en heeft dit debuutalbum volledig zelf bij elkaar geschreven en gespeeld. Om de hort op te gaan met deze plaat, heeft hij nog drie man rond zich verzameld. Want Feerick laat er geen misverstand over bestaan: hij wil lawaai maken op het podium, iets waar hij gezien de extatische liverecensies met onderscheiding in slaagt. Tom Barman raakte al onder de indruk, want hij heeft Amusement Parks het dEUSpubliek al een paar keer laten opwarmen tijdens de huidige tournee. Ook geïmponeerd: niemand minder dan Geoff Barrow van Portishead, iemand die krijsend pleegt weg te lopen als hij nog maar een gitaar ziet. Dat hij Amusement Parks op basis van enkele demo’s prompt onderdak bood bij zijn platenfirma Invada, lijkt ons ook een teken aan de wand.
Amusement Parks klinkt alsof Sigur Rós en de Foo Fighters een week van studio verwisseld zijn. De plaat klinkt episch én strak tegelijk, vol noise en toch melodisch. Ze is zo scherp als een mes, dat de geldbeugels van platenfirma’s moet opensnijden voor een volgende en bevestigende plaat. Drie kwartier lang zit je op een roetsjbaan die doorgaans aan een stevige snelheid voortraast, maar je ettelijke keren laat uitblazen en in schoonheid wegvoeren. Zo zijn namen als Mogwai en My Bloody Valentine, door Feerick zelf als inspiratiebronnen genoemd, nooit ver weg.
Amusement Parks heet je welkom met een paar dwalende violen in "23 Jewels", die na wat aarzelen de deur van de plaat instampen om de eerste single "Venus In Cancer" uit te laten razen. Met deze uitstekende singlekeuze is de toon meteen gezet: de ene gitaar bouwt een stevige muur, de tweede en Feericks stem schilderen er donkerblauwe, melancholische patronen op. Voorts lijkt het alsof er een Muppet achter de drumkit heeft plaatsgenomen. Wij bedoelen dat hoegenaamd niet negatief, maar naar het einde van de plaat toe merk je dat er niet altijd veel variatie zit in het doffe maar vinnige geroffel. Een andere perfecte single zou "Smokescreen" zijn, inclusief slimme bridge en dito refrein. Feerick verliest zich zo niet in de geforceerde moeilijkdoenerij die debuutplaten als deze wel eens kenmerken. Voorts zouden wij stevige songs van hetzelfde kaliber, zoals "Eighty Eight" en "Venosa", wel eens live willen aanhoren en –zien.
Voor eentonigheid is er geen plaats. In "Wiper" wordt het gitaarvuur zachtjes aangewakkerd tot het de felste bosbranden overschrijdt, waarna een sussende piano minutenlang onze verschroeide oren blust. Feerick heeft de klassieke platen van zijn vader hoorbaar goed weten liggen. Op het andere mooie intermezzo "Asphalt" lijkt de viool van Bad Seed Warren Ellis mee te janken. Mogen wij bij deze trouwens "The Ramones Book" nog eervol vermelden, het meerstemmige en rond piano opgebouwde buitenbeentje dat ons prompt aan Wheat deed denken. Verandering van klank doet luisteren.
Minpunten zijn er niet, hoewel Amusement Parks’ eersteling wel een betere afsluiter verdiende dan de in een bruine poel verzuipende gitaren van "Local Boy Makes God", een einde in mineur. Dat Feerick alles zélf heeft gedaan, maakt deze plaat intrinsiek nog sterker en doet hem in ons bakje "Grote Beloftes" belanden, maar voorlopig niets meer. Amusement Parks heeft alles in zich om een Naam te worden in de marge en krijgt dan hopelijk ook de kansen en de middelen om dit te kunnen bevestigen, bestendigen en doorbreken. Spelen ze nu nog in het voorprogramma van dEUS, dan zouden ze over enkele jaren, zoals dEUS, een tour moeten kunnen dragen en alle zalen doen samensmelten met hun naam. Pretparken die in vlammen opgaan: nog maar 20 jaar oud en Feerick maakt al dromen tast- en hoorbaar.