American Analog Set is een geval apart. Dat weet u waarschijnlijk even goed als wij, maar enige herhaling kan geen kwaad. Geen andere band op deze nochtans steeds degelijker bevolkte aardkloot klinkt ook maar een beetje als ons geliefkoosd kwartetje Texanen — een hele verwezenlijking in deze tijden van duchtig gekopieer en ander onbewust overnemen.
De vreemde mix van rustig en toch ongedurig gitaarspel op een lattenbodem van borsteldrumstokjes en bijna-fluisterzang is dan ook herkenbaar uit de duizend. Lofbetuigingen vielen frontman/Grote Naam Andrew Kenny zowel solo als in groepsverband bij gezond fotosynthetiserende bosjes uit de lucht en ook het rijkelijk opgekomen publiek op de laatste editie van de Nachten zal het beamen: meer gemoedelijke undergroundpop vindt u tegenwoordig moeilijk.
Zoals elke medaille heeft ook deze echter een (ietwat roestige) keerzijde. Dat American Analog Set soms al eens monotoon durft uit te vallen, zullen we niet ontkennen. Het ligt in de aard van het beestje, ziet u, en daar hebben wij normaal gezien geen problemen mee. Normaal gezien niet. Alleen worden we stilaan zélf wat ongedurig: ergens vinden we dat het misschien allemaal wel lang genoeg geduurd heeft, zo. Hoezeer we er ook tegen proberen te vechten, de verveling laat zich steeds minder makkelijk inpakken. Na tien jaar van hetzelfde smacht zelfs de meest vastgeroeste creationismemilitant naar een goeie, van het vet druipende brok evolutie, en laat het nu net dat laatste zijn dat de spreekwoordelijke speld in de hooiberg vormt.
Ze lijken het er een beetje om te doen, maar nu stoeit het stelletje closetcowboys er wel heel hard mee: eigenlijk klinkt Set Free gewoon erg drassig. Dat verandert ook niet na verschillende luisterbeurten — het is dus een beetje een chronische kwaal. We voelden ons de eerste keer nog het meest als Jane Fossey terwijl we op ons halflekke muziekschuitje een schijnbaar gezellig kabbelend broussestroompje afvaarden. De dikke mist weigerde op te trekken terwijl we verbeten door de vuistdikke dampstroop staarden, op zoek naar die ene (hopelijk zelfs meerdere) gorilla(’s).
Gelukkig kwamen die beestjes er ook: vluchtige indrukken als "Cool Kids Keep" en "First Of Four" maakten de tocht alleszins al de moeite waard, maar toch hoopten we stilletjes nog op een kanjer in de aard van "The Kindness Of Strangers". Voor we het goed en wel beseften, hadden we echter de laatste bocht genomen en doemde vanachter een fiks bamboebos de bewoonde wereld weer op. We waren een beetje ontgoocheld, maar namen ons meteen voor de volgende keer beter uit te kijken.
Veel zoden brengt het niet aan de dijk: ofwel geeft Set Free zich erg moeilijk bloot, ofwel is het gewoon een ietwat (en we wikken onze woorden) kleurloos album — waarmee we overigens niet gezegd willen hebben dat het slécht is, laat dat duidelijk zijn. Dat de grens tussen beiden erg dun is, hoeft u ons niet te vertellen, maar toch durven we beroep te doen op uw zin voor nuance. We zullen nooit met afgrijzen terugdenken aan de tijd toen het album hier regelmatig speelde, evenmin als we er later, gelukzalig krabbend in de witte lange baard en met een glas cognac in de linkerhand, glimlachend op terug zullen kijken — als we het ons überhaupt nog herinneren. Voor Set Free zit er in ieder geval niets anders op dan zich voor te bereiden op een wel erg eenzame oude dag.