Het zou interessant zijn om te horen wat iemand met een
onbevooroordeelde blik van de ‘Back to the Future’-trilogie denkt.
Iemand voor wie Robert Zemeckis’ films geen honderd
woensdagnamiddagen uit z’n kindertijd vulden (de rest werd meestal
gevuld met de Indiana Jonesfilms, ‘ET’ of aanverwanten, grijsgedraaide
VHS-cassettes die tegenwoordig van een welverdiend pensioen
genieten, nu de dvd het heeft overgenomen). Zoals het is, ben ik
één van die vele twintigers die met ‘Back to the Future’ is
opgegroeid, en voor wie alleen al het vernoemen van de namen
“McFly” of “Doc” voldoende is om een instant flash-back te
genereren. Het is ironisch hoe drie films over een tijdmachine
ondertussen zelf de functie van tijdcapsule uit de jaren tachtig
hebben aangenomen. Nikes, Michael Jackson toen die nog bekend was
voor z’n muziek, DeLoreans, Huey Lewis, skateboards, die kapsels…
Het is ondertussen al twintig jaar geleden, maar Marty McFly wil
nog steeds terug naar 1985, en de reden waarom ‘Back to the Future’
nog steeds zoveel sentimentele waarde heeft voor iedereen die zich
de eighties herinnert, is dat de films de sfeer en de look van dat
tijdperk zo goed weten te treffen. Wie ‘Back to the Future’
bekijkt, krijgt achteraf gelijk zin om een plaat (geen cd, een
plaat) van Cyndi Lauper op te leggen en een jeansvestje met patches
aan te trekken. Oké, je staat dan wel voor lul, maar je voelt je
gegarandeerd geweldig. Toen de eerste film uitkwam in ’85, vonden
jongeren hem leuk omdat ze hun eigen relatie met hun ouders erin
herkenden, en volwassenen omdat ze een nostalgische trip naar de
jaren vijftig kregen. Tegenwoordig vinden diezelfde jongeren hem
nog steeds leuk, maar dan omdat ze nu, als dertigers, een
nostalgische trip terug naar de jaren tachtig krijgen. En zo is het
cirkeltje rond.
Het verhaal, voor wie dat niet mocht weten, draait rond Marty McFly
(Michael J Fox), een jongen van een jaar of zeventien die (hoe kan
het ook anders) zijn ouders nogal suffe creaturen vindt. Zijn vader
is een sul die zich laat commanderen door z’n collega Biff (Thomas
F Wilson), zijn moeder zuipt als een vis en zijn broer en zus
spenderen hun hele leven voor de tv. Marty is echter bevriend met
de plaatselijke gekke uitvinder, “Doc” Brown (Christopher Lloyd),
die hem op een mooie nacht zijn nieuwste uitvinding voorstelt: een
tijdmachine, ingebouwd in een DeLorean. Door onvoorziene
omstandigheden komt Marty met de wagen in 1955 terecht, waar hij
kennismaakt met zijn eigen ouders toen ze zo oud waren als hij. De
situatie wordt nog gecompliceerder wanneer zijn 17-jarige moeder
(Lea Thompson) verliefd wordt op hem en niet op zijn vader.
Het risico dat Zemeckis liep in ’85, was dat zijn film genegeerd
zou worden omdat hij tot geen enkel specifiek genre behoorde. Het
gegeven van een tijdmachine neigt naar de science fiction, maar de
film gaat nooit expliciet die richting uit en de prent bevat bitter
weinig speciale effecten. Er zit veel humor in, maar het een
komedie noemen zou ook te ver gaan, en romantiek… Ach ja, het
heeft er wel iets van, maar dat is het ook weer niet. Veel van dat
soort films vallen simpelweg tussen twee stoelen in, maar hier
slaagt Zemeckis erin om die elementen perfect op elkaar te laten
inspelen.
Neem een simpel voorbeeld: tijdens één scène heeft Marty zijn vader
(Crispin Glover) zover gekregen dat hij in een café met zijn moeder
gaat praten. Vader George verzamelt al z’n moed, drinkt van z’n
chocolademelk en stamelt een paar onsamenhangende
liefdesverklaringen, waar Marty’s moeder de ballen van snapt.
Vervolgens komt aartsvijand Biff tussenbeide, die door Marty wordt
platgelegd. Er volgt een achtervolgsscène tussen Marty en Biff.
Daar heb je een sequens die begint met romantische intenties,
overslaat in komedie wanneer George niet uit z’n woorden kan komen
en vervolgens ook nog eens verandert in een actiescène wanneer
Marty het met Biff aan de stok krijgt. Dat zijn drie verschillende
genre-elementen in één scène van nauwelijks twee minuten. En als je
dat ziet, zou je er nooit bij stilstaan dat de filmmakers hier iets
moeilijks doen, het lijkt allemaal volkomen vanzelfsprekend. ‘Back
to the Future’ zit ongelooflijk knap in elkaar – één scène kan
haasje-over spelen met drie genres, terwijl het verhaal er toch mee
gediend is en terwijl het publiek absoluut niets in de gaten heeft.
Dat is het teken van goed schrijfwerk: niet alleen is het materiaal
goed geschreven, je merkt ook de inspanningen niet die erachter
schuilgaan.
Niet dat de structuur van het verhaal op zichzelf zo uitzonderlijk
is: in essentie krijgen we hier een zoveelste variant op de
tikkende klok. Marty heeft zeven dagen om ervoor te zorgen dat zijn
ouders verliefd op elkaar worden – daarna zal de bliksem inslaan op
de plaatselijke klokkentoren, die voldoende energie zal opleveren
om Marty terug naar huis te sturen. Dat gegeven is zo conventioneel
als de pest, het is de traditionele deadline die voor spanning moet
zorgen tijdens de tweede helft van de film. Maar het werkt – heel
die laatste sequens waarin Doc met kabels zit te rommelen om de
bliksem af te leiden naar de auto, is razend spannend.
Er zijn maar weinig films die over de loop der jaren zo consequent
crowdpleasers zijn geweest als ‘Back to the Future’. Misschien heb
je zo af en toe gewoon films waarvan alle elementen perfect op hun
plaats vallen. Niemand zal Michael J Fox of Christopher Lloyd
willen bombarderen tot geweldige acteurs, maar ze zijn zodanig
vergroeid met hun rollen dat het moeilijk is om je er iemand anders
in voor te stellen. Fox loopt hier met zoveel energie heen en weer
dat je bijna zou vergeten dat de man in feite niet kan acteren, en
Christopher Lloyd schmiert zich op schitterende wijze een weg door
de film. Ja, zijn vertolking is zwaar over de top, maar op de één
of andere manier lijkt dat personage dat nodig te hebben – had
Lloyd er een schepje afgedaan, dan zou de film een deel van z’n
aantrekkingskracht verloren hebben.
De zuivere fun van ‘Back to the Future’ heeft in het
verleden heel vaak de waarderingen van de film overschaduwd. Deze
film is simpelweg zo leuk om naar te kijken, dat mensen er vaak
niets méér achterzochten dan enkel entertainment. Maar wie dat
doet, schrijft de prent te makkelijk af, negeert de clevere manier
waarop het scenario verschillende genres naadloos laat versmelten,
de goed uitgewerkte verhaalstructuur en de strakke regie van
Zemeckis. ‘Back to the Future’ is één van de meest genietbare films
ooit gemaakt, een trip down memory lane waar een hele generatie
jongeren onderhand verslaafd aan is geraakt.