Het blijft me verbazen hoe we in Vlaanderen onze eigen
filmproducties behandelen: hoe platter de klucht of hoe
inspiratielozer de tragikomedie, hoe meer geld we erin pompen om er
toch maar voor te zorgen dat iedereen gaat kijken. Maar dan wordt
er een interessante, kleinschalige auteursfilm gemaakt als
‘Olivetti 82’ en niemand mag er schijnbaar van weten. Geruisloos
werd deze prent van Rudi Vandenbossche in 2001 de zalen ingedropt,
om vervolgens vrijwel spoorloos te verdwijnen. Hier en daar kun je
in de betere videotheek een videoversie vinden. Een dvd is al
helemaal teveel gevraagd. En dat terwijl dit toch een fascinerend
thriller-drama is, waar een grossier in banaliteit à la Jan
Verheyen nog een puntje aan kan zuigen.
Dirk Roofthooft speelt Bernard, een schrijver die op kerstavond een
politiebureau wordt binnengebracht, zonder dat hij zelf zeker lijkt
te zijn waarvoor hij precies werd opgepakt. Onder verhoor van twee
inspecteurs begint hij zijn leven uit de doeken te doen – hoe hij
het liefdeskind was van een Canadese soldaat en een Vlaamse vrouw,
hoe hij in zijn kindertijd zorgde voor zijn klein zusje tot haar
iets vreselijks overkwam, hoe hij opnieuw in contact kwam met zijn
joodse wortels, hoe hij trouwde en zelf een dochter kreeg. Terwijl
dit verhaal zich ontvouwt krijgen wij, net als de politieagenten in
de film, echter de indruk dat we niet alles te horen krijgen, dat
er dingen worden verzwegen. Beetje bij beetje komt de waarheid aan
het licht.
Rudi Vandenbossche heeft hier een efficiënte verfilming gemaakt van
de roman van Eriek Verpaele, waarin vooral de inhoudelijke thema’s
sterk benadrukt worden. In essentie is dit het verhaal van een man
op zoek naar zijn identiteit. Hij heeft het zonder vader moeten
stellen, en zijn hele leven lang zoekt hij naar een vaderfiguur –
eerst een sympathieke leraar (gespeeld door Jaak Van Assche),
daarna Mosje Grindberg (Nand Buyl), een joodse handelaar die hem
zijn eerste schrijfmachine verkoopt, een Olivetti 82, en die hem
inwijdt in de joodse religie en cultuur. En dan is er natuurlijk
nog het voorval met zijn zusje, dat Bernard zijn hele verdere leven
blijft achtervolgen – een duivel die hij probeert uit te drijven in
de relatie met zijn eigen dochter, met verregaande gevolgen.
Bernard is iemand die alleen staat, zonder de liefde van ouders
gekend te hebben (zijn moeder is zo ijskoud tegen hem dat ze ook
beter naar Canada was gegaan, net als zijn vader), en zonder succes
te hebben in zijn relaties met vrouwen. Zijn huwelijk met Suzy
(Hilde Heijnen) lijkt vanaf het begin gedoemd. Op die manier blijft
er voor Bernard maar weinig over, behalve misschien zijn dochter –
maar de vraag blijft maar of hij ook die relatie uiteindelijk niet
kapotmaakt.
Dat verhaal – en het is een boeiend verhaal – wordt door
Vandenbossche in een intelligente structuur gegoten. Het concept
van een opgepakte crimineel die via zijn bekentenis het hele
verhaal vertelt, is natuurlijk niet nieuw, maar de regisseur
gebruikt nog een ander leuk trucje: hij laat tijdens de
ondervraging in het heden constant namen vallen van mensen uit het
leven van Bernard, of hij toont die mensen kort even, zonder dat we
weten wie die personen zijn. Het volgende segment van de
flash-backs pikt dan in op die introductie door de personages
fatsoenlijk voor te stellen en duidelijk te maken welk belang ze
hebben voor het verhaal. Dat is een doodsimpel verhaaltechnisch
trucje, het werken met cliffhangers is zo oud als de straat, maar
het wérkt – je prikkelt de nieuwsgierigheid van het publiek door
een naam te vermelden en dan laat je ze wachten tot in de volgende
flash-back vooraleer je een uitleg geeft. En op die manier zorg je
ervoor dat er altijd wel wat te puzzelen is, dat er altijd een
nieuw element aanwezig is waar je toeschouwers niet zeker over
zijn.
Visueel werkt Vandenbossche met sterke contrasten tussen licht en
donker. De ondervragingskamer is daar het duidelijkste voorbeeld
van, met de helle tl-lampen en de duistere hoekjes aan de randen
van het scherm, maar ook het huis van Mosje Grindberg en, later in
de film, de flat van Bernards dochter zijn volgens die politiek in
beeld gebracht. Erg vernieuwend kun je het niet noemen, en ook de
camerabewegingen zijn eerder conservatief, maar de regisseur weet
in ieder geval een zekere groezelige sfeer tot leven te wekken, die
past bij het scenario.
De acteurs zijn van een wisselend kaliber. Dirk Roofthooft is
zonder meer één van de beste acteurs van ons land en slaagt er hier
in om consequent geloofwaardig zijn in een moeilijke rol – Bernard
is wat je dan noemt een ambigu personage, iemand van wie we niet
precies weten wat te denken, en Roofthooft weet voldoende nuance in
z’n rol te leggen om zowel sympathie als achterdocht toe te laten.
Het één sluit het ander niet uit. Ook Hilde Heijnen is overtuigend,
hoewel haar personage ongeveer halverwege een nogal eigenaardige
bokkensprong maakt – plotseling zakt Suzy weg in een depressie,
waarvan we nooit echt de oorsprong achterhalen. Het éne moment
trouwen ze, het andere krijgen ze een kind en voor je het weet zien
we haar huilend op de grond liggen, de fles porto achter haar op
tafel. Waar komt die overgang plotseling vandaan? Het is niet dat
Heijnen het niet goed speelt, maar wel dat het scenario op dat punt
een leegte achterlaat.
Ook sommige bijrolspelers hadden beter gekund – de jongen die
Bernard speelt als adolescent heeft het zichtbaar moeilijk om woede
te vertolken, en Ingrid De Vos overacteert behoorlijk als Bernards
moeder (zij heeft eerder moeite om de emotie woede te vermijden,
ongeacht wat ze zegt of doet).
Maar goed, ‘Olivetti 82’ is in ieder geval een boeiend verhaal, dat
goed verteld wordt. Deze film zal niemands leven veranderen, maar
wie dan toch de moeite doet om ‘m op te zoeken – en een moeite is
het – zal het zich niet beklagen.