“‘Ghost Reveries’ van Opeth.” Dat is mijn antwoord op de vraag naar
welke release ik in 2005 het hardst heb uitgekeken. Sinds ik de
Zweedse groep rond multi-instrumentalist Mikael Akerfeldt heb leren
kennen, is mijn bewondering voor de band alleen maar toegenomen.
Dat kan grotendeels verklaard worden door het ruime palet aan
genres dat Opeth in zijn muziek toelaat. Diegenen die beweren dat
Opeth gewone death metal speelt, doet de band namelijk alleen maar
oneer aan. In tegenstelling tot het merendeel van de Scandinavische
groepen, is Opeth namelijk níet in het doodlopende death
metalstraatje blijven steken. Steeds vaker moeten de dubbele
bassdrums, loeiende gitaren en diepe grunts plaats ruimen voor
melodieuze, akoestische, zweverige en gezongen passages.
Dat Opeth steeds nieuwe horizonten wil verkennen en voor een
experiment zijn hand niet omdraait, bewees het door een tweetal
jaar geleden de dubbelaar ‘Deliverance/Damnation’ op te nemen.
Hoewel beide schijfjes één geheel vormden, werden ze –
marketinggewijs – apart op de mensheid losgelaten. Terwijl de
eerste helft, als vanouds, loodzwaar was, werd Damnation quasi compleet akoestisch
ingespeeld. Het was dan ook de vraag of Opeth, door steeds te
willen evolueren en niet in herhaling te willen vallen, het spoor
niet bijster zou raken…
Tijdens de opnames van ‘Ghost Reveries’, want daar draait het hier
uiteindelijk om, werd er in de persoon van toetsenist Per Wiberg
een vijfde bandlid aangeworven. Op die manier wilde Opeth nóg een
laagje aan hun toch al zéér ge(s)laagde sound toevoegen. In den
beginne stelde ik me vragen bij de combinatie van death metal en
orgel of piano, maar al na enkele luisterbeurten kan ik de
beslissing van Akerfeldt & co. alleen maar toejuichen. Zo wordt
‘Beneath The Mire’ zowaar een Oosters jasje aangemeten en heeft
‘The Baying Of The Hounds’ een psychedelisch seventiessfeertje rond
zich hangen. Dat Porcupine Tree (PT) nog steeds een grote
inspiratiebron voor de huidige sound van Opeth is (PT frontman
Steven Wilson producete hun vorige drie platen), hoor je het
duidelijkst op ‘Atonement’, waar Akerfeldt zijn grunt laat voor wat
hij is en zich van zijn gevoeligste kant laat zien. Het resultaat
is een rustig voortkabbelend, maar desalniettemin zéér interessant
en licht verteerbaar nummer dat tegelijkertijd een welgekomen
rustpunt vormt tussen de lappen lawaai die ‘Beneath The Mire’ en
‘Reverie/Harlequin Forest’ zijn. Opener ‘Ghost Of Perdition’ en
‘The Grand Conjuration’ vormen de twee spreekwoordelijke kersen op
de taart. Het laatstgenoemde nummer blinkt uit in extremen :
gedurende de kalme momenten krijg je rustig de tijd om weg te
dromen om dan plotseling wakker geschud te worden door de hevige
uithalen van Akerfeldt en de zijnen. Het is met andere woorden
tegelijkertijd een progressief pareltje (verwacht nu alstublieft
geen toestanden à la Dream
Thearer) én een death metalhoogstandje waar Opeth nieuwe
standaarden mee neerzet. Ook ‘Ghost Of Perdition’ is een knaller
van jewelste : al van de eerste noten schiet de song als een
wervelwind uit de startblokken om pas, zoals dat zo vaak bij Opeth
het geval is, na een dikke tien minuten de eindmeet te
bereiken.
Ik kan niet anders dan lyrisch doen over ‘Ghost Reveries’. Wie
gedacht had dat de band aan zijn vernieuwingswaanzin ten onder zou
gaan, is eraan voor de moeite. Opeth legt weer maar eens een
foutloos parcours af en bewijst dat er nog wel degelijk een
toekomst is voor het allerhevigste genre. Ik kan haast niet meer
tot 9 september wachten, de datum waarop Opeth naar het Antwerpse
Hof Ter Lo afzakt om mij ook live van hun kunnen te overtuigen.