Claude Lanzmann gaf elf jaar van zijn leven aan dit project – meer
dan een decennium lang interviewde hij tientallen, zelfs honderden
mensen overal ter wereld over hun betrokkenheid bij de holocaust.
Niet alleen als slachtoffer, maar ook als stille getuige of zelfs
als dader. De film waarmee Lanzmann in 1985 uiteindelijk op de
proppen kwam, was een monumentale, negen en een half uur durende
documentaire die nu, twintig jaar later, nog steeds geldt als het
definitieve werk rond de uitroeiing van de joden onder het
Hitlerregime. Negen en een half uur lang horen we mensen vertellen
over Sobibor, Belzec, Treblinka, Auschwitz, al die namen die
symbolen zijn geworden voor één van de donkerste schandvlekken op
de geschiedenis. En die hele tijd lang is het vrijwel onmogelijk om
weg te kijken.
Waar de meeste documentairemakers routinematig naar
archiefmateriaal grijpen om hun films kracht bij te zetten, houdt
Lanzmann het uitsluitend bij het heden. We krijgen lange, lyrische
beelden van de concentratiekampen zoals ze er in de late jaren
zeventig, vroege jaren tachtig uitzagen, terwijl de getuigen van
toen hun verhaal doen. We kijken de overlevenden van die periode in
de ogen, we zien hoe Lanzmann met hen praat, soms rechtstreeks,
vaak ook via een tolk. En dat is het dan. Geen typische
zwart-witbeelden van paraderende nazi’s, geen gruwelijke
nieuwsbeelden van bergen lijken, niks. We zien plaatsen en
gezichten, we horen stemmen, en dat is alles. De filmmaker heeft zo
z’n redenen om archiefbeelden te vermijden: ten eerste wil hij niet
noodzakelijk een emotionele film maken. Toon een uitgemergeld lijk
en natuurlijk zal je publiek gechoqueerd zijn, maar wat heb je daar
eigenlijk mee bewezen? Hoe is een lijk een verklaring van wat er
gebeurd is en hoe? Lanzmann wil z’n publiek niet doen voelen, hij
wil ze doen begrijpen, en dat kan hij alleen maar door het ons te
laten uitleggen door degenen die erbij waren. En ten tweede is hij
ervan overtuigd dat plaatsen, achtergebleven gebouwen, stenen,
zelfs de bomen in het bos waar ooit het concentratiekamp Sobibor
stond, op de één of andere manier nog altijd de tragedie van toen
uitschreeuwen.
Ergens in de eerste helft van de film horen we een onderzoeker naar
de holocaust zeggen: “Wanneer ik een overlevende interview, begin
ik nooit met de grote vragen, omdat je mensen daarmee van streek
brengt. Ik begin met kleine vragen, die makkelijk te beantwoorden
zijn.” En Lanzmann past dezelfde tactiek toe. Eén van zijn
voornaamste doelen met ‘Shoah’, was om de kijker te doen inzien hoe
de holocaust precies in z’n werk ging, wat de mechanismen waren
waarop die enorme doodsmachine draaide. En om dat te doen stelt hij
kleine vragen – honderden kleine vragen. Waar liep precies de
prikkeldraad? Waar lagen de mijnen? Hoeveel mensen konden er in een
gaskamer? Waar waren de gaskamers precies? Hoeveel lijken kon je zo
per dag al verbranden? Hoe verliep het transport? Waar liepen de
spoorlijnen? Lanzmann put zich uit in vragen naar kleine,
technische dingen, de praktische kant van de uitroeiing van een
heel volk, omdat hij het tastbaar wil maken voor z’n publiek hoe
het ging, hoe het werkte. Tijdens één scène zien we hem met een
Pool aan het station van Treblinka zitten. De man vertelt Lanzmann
waar de omheining van het kamp liep. Lanzmann staat recht, wandelt
naar de plaats die hem is aangewezen en zegt: ‘Dus hier ben ik in
het kamp?’ De Pool knikt. Lanzmann loopt een paar passen terug. ‘En
hier ben ik het kamp uit?’ De Pool knikt opnieuw, waarna Lanzmann
zijn wandelingetje in en uit het kamp nog een keer of drie
herhaalt, alsof hij zijn gesprekspartner op een leugen wil
betrappen.
De meest fascinerende scènes in ‘Shoah’ zijn echter die waarin
Lanzmann oud-nazi’s voor zijn camera haalt. Sommigen waren akkoord
om mee te werken, maar moesten met een verborgen camera gefilmd
worden, zoals Franz Suchomel, een SS-Unterscharführer in Treblinka.
‘Ik blijf toch zeker anoniem, hé?,’ horen we hem vragen, kort nadat
zijn naam in een ondertitel op het scherm is gekomen. Lanzmann
stelt hem gerust: ‘Jaja, dat hebben we afgesproken.’ Vervolgens
begint Suchomel, met behulp van een plattegrond van het kamp op een
ezel, uit te leggen hoe het systematische moorden tewerk ging. We
zien hem in korrelig zwart-wit, het videosignaal wordt opgevangen
door een productiebusje buiten.
Een andere scène is ronduit bizar. In een Duitse bierhal spreekt
Lanzmann een ober aan die van die enorme glazen bier aan het tappen
is, u kent ze wel. ‘Hoeveel liter bier tapt u zo per dag?,’ vraagt
de regisseur. De ober is er duidelijk niet happig op om te
antwoorden, ontwijkt de camera, zegt niets. Uiteindelijk toont
Lanzmann hem een foto van de kampcomandant van Belzec, Christian
Wirth. ‘Kent u die man, meneer Oberhauser?’ Hij heeft het tegen
Joseph Oberhauser, de rechterhand van Wirth in Belzec, die
bijgevolg behoorlijk wat bloed aan z’n handen heeft kleven.
‘Herinnert u zich de graven die overvol zaten?’ Oberhauser loopt
zenuwachtig rond achter de bar, rookt een sigaret en zegt
niets.
Lanzmann is een genadeloze interviewer, niet alleen wanneer hij met
oud-nazi’s praat, maar ook wanneer hij de slachtoffers van toen
spreekt. Laat in de film interviewt hij Abraham Bomba, een kapper
die de hoofden van de joden moest scheren voordat ze vergast
werden. Bomba werkt nog als kapper, in Israel, en we zien hem
nerveus frunniken met het haar van één van zijn klanten terwijl
Lanzmann hem probeert te overhalen een interview te geven. ‘We
moeten dit doen, dat weet je.’ ‘Ik wil niet,’ antwoordt de man.
‘Maar het is nodig.’ Lanzmann zet z’n camera niet af en blijft
aandringen tot hij de getuigenis van Bomba heeft. Ook op andere
momenten, wanneer het z’n interviewees teveel wordt en ze vragen om
te stoppen met filmen, gaat Lanzmann gewoon door – omdat het nodig
is.
‘Shoah’ is de definitieve holocaustdocumentaire, die alle andere
overbodig maakt. Het enige probleem met de film is een praktisch
gegeven: wie zal bereid zijn om hier negen en een half uur lang
naar te kijken? Voor iedereen die serieus bezig is met film of met
geschiedenis, is en blijft dit echter essentiële kost. Bekijk hem
desnoods over de loop van een paar dagen – de ervaring is de moeite
waard.