Het is een zeldzame gave om op de juiste momenten de juiste keuzes
te maken. Zo zijn er namelijk heel wat bands die deze kunst niet
bepaald onder de knie hebben. Het is immers nog altijd vruchteloos
afwachten tot Nailpin, Krezip, Kane, etcetera de enige juiste
beslissing zullen nemen, namelijk splitten. Roisin Murphy,
daarentegen, is wel behept met een gezonde dosis intuïtie en
zelfkennis om voor zichzelf uit te maken wanneer de tijd voor
verandering is aangebroken. Na de tergend lange, slopende opnames
en dito tour van Statues besloot
Murphy Moloko even vaarwel te zeggen en in zee te gaan met
klankenmagiër Matthew Herbert. Waar ze het licht despotische gedrag
van haar voormalige aimant Mark Brydon ( van Moloko ) als
verstikkend ervoer, werkte de aanpak van Herbert eerder verlossend.
Op ‘Ruby Blue’ klinkt Roisin Murphy dan ook bevrijd, alsof ze de
emotionele ballast van de voorbije 3 jaar van zich af heeft
geschreven.
Het heeft nogal wat voeten in de aarde gehad om haar plaat aan de
man te brengen. De platenmaatschappij, die blijkbaar hapklare,
makkelijk wegluisterende poptunes verwachtte, gewaagde van een te
onconventionele, experimentele sound waardoor het album eerst werd
uitgebracht onder de vorm van drie EP’s. Dankzij de verdiende
lofbetuigingen werden de twaalf songs nu toch als één plaat
gerealesed. De gedachte dat we ‘Ruby Blue’ gemist zouden hebben
door een schrijnend gebrek aan zin voor risico van de platenfirma
is hemeltergend. We kunnen enkel hopen dat de desbetreffende
boosdoeners onverbiddelijk de laan zijn uitgestuurd.
‘Ruby Blue’ klinkt inderdaad gewaagder dan wat Murphy deed bij
Moloko maar het experiment staat steeds ten dienste van de song. De
meeste nummers zijn minder breed gearrangeerd dan op ‘Statues’. In
‘Leaving The City’ bijvoorbeeld krijgen we geen groots geluid maar
een desolaat landschap van spaarzame bleeps, korte gitaarklanken en
verdwaalde koperblazers dat alle ruimte laat aan Roisin’s stem.
Herbert brengt steeds verschillende motiefjes aan waar Murphy
vocaal tussen laveert. Ook in de meer uptempo nummers primeert de
subtiliteit. In het veelgelaagde titelnummer gaat een in distortion
gedrenkte gitaar de strijd aan met vingergeknip, potten en pannen
die als percussie worden gebruikt en andere geluiden waar we ons
niet onmiddellijk een instrument bij kunnen voorstellen.
De muziek die langs alle kanten uit stuitert wordt echter
samengehouden dankzij het vocale werk van Murphy. De verschillende
lagen gaan geen afzonderlijk leven leiden, maar haar stem houdt ze
bij elkaar. In de verschillende nummers profileert ze zich telkens
op een andere wijze. De plaat fungeert als het ware als een
dwarsdoorsnede van wat Murphy op persoonlijk vlak meemaakte
gedurende de laatste jaren. ‘Leaving The City’ en ‘Sinking Feeling’
laten de onzekere, eenzame Roisin aan het woord. “Deep in quick
sand/You dive in at the/shallow end/Your break your neck and/You’re
never ever gonna/get up again“, klinkt het fatalistisch in het
laatstgenoemde nummer. Ze vertaalt hier het gevoel dat ze kende na
de tournee van ‘Statues’. ‘Sow Into You’ en ‘If We’re In Love’
klinken dan weer veel opgewekter en Roisin laat er geen twijfel
over bestaan dat ze de liefde weer omarmd heeft: “When all of
heaven’s bliss/Is in this perfect kiss/Rain down on me/Bring me a
change in the weather/Break open the sky“.
Laten we er maar geen doekjes om winden: ‘Ruby Blue’ is rijker,
gevarieerder, subtieler en gewoon nog beter dan de vorige
Moloko-albums. Het is een tot muziek verdicht zelfportret dat de
verschillende facetten van haar persoonlijkheid aan bod laat komen.
Wie zich laat onderdompelen in haar fascinerende wereld kan enkel
tot de volgende slotsom komen: het is een trip die men niet snel
zal vergeten…