Dit had een meesterwerk moeten zijn. Gus Van Sant maakte tijdens de
voorbije drie jaar het trage, methodische, hypnotiserende ‘Gerry’ en het fantastische ‘Elephant’, twee films die vormelijk
minimalisme gebruikten als stijlfiguur om iets te zeggen over de
dood in Amerika. Nu maakt Van Sant zijn trilogy of death af
met ‘Last Days’, over de laatste twee dagen in het leven van een
uitgebluste rocker – gezien het niveau dat de regisseur de vorige
keren behaalde, had dit een fenomenaal sluitstuk moeten worden van
een wonderlijke trilogie, maar het heeft niet mogen zijn. Die
dunne, vage lijn tussen kunst en pretentie, tussen een gedurfd
experiment en simpelweg een saaie film, is sowieso een moeilijke om
op te blijven balanceren, laat staan drie films lang. Twee keer
liep het goed af, deze keer dondert Van Sant van z’n balanceerkoord
af om niet zozeer zichzelf pijn te doen, als wel het publiek.
Michael Pitt speelt Blake, een rockster die werd gebaseerd op Kurt
Cobain, lead zanger van Nirvana, die in 1994 zelfmoord pleegde. Hij
en een aantal vrienden hebben zich teruggetrokken in een huis
ergens in een immens bos, waar ze muziek spelen, drugs nemen,
praten en vrijen. Blake is echter net terug van (lees: gaan lopen
uit) een ontwenningskliniek en heeft het nog steeds niet echt
gemakkelijk om met de wereld om te gaan. Hij loopt door het huis of
de bossen daaromheen, voor zichzelf uit mompelend alsof hij
probeert om op die manier een logische orde in zijn leven te
brengen. Hij zet de tv aan, om op MTV een hersenverlammend banaal
clipje van Boyz II Men te zien. Hij maakt een walgelijke versie van
macaroni met kaas klaar. Hij speelt, in een helder moment, een
laatste liedje. Hij blijft stoïcijns wanneer zijn vrienden met hem
proberen te praten. En uiteindelijk, hoewel we dat niet te zien
krijgen, jaagt hij zich een kogel door z’n kop.
In combinatie met Van Sants laatste twee films krijgen we op die
manier een portret van de dood in drie van z’n belangrijkste
vormen: in ‘Gerry’ ging het over de dood door de natuur (niet een
natuurlijke dood, maar wel als gevolg van blootstelling aan extreme
natuurlijke omstandigheden), in ‘Elephant’ over de onmenselijke willekeur
van moord. En hier, uiteraard, zelfmoord. Het enige dat Van Sant nu
nog moet doen, is een film maken over een man die langzaam ligt te
sterven aan kanker, en het plaatje is compleet. In sé is dat een
interessant onderwerp – het moment waarop het leven ophoudt, en de
manier waarop dat gebeurt, kan ongelooflijk boeiende stof voor een
film opleveren. Gus Van Sant heeft dat zelf bewezen met zijn vorige
prenten. De vraag die hij in deze drie films stelt, lijkt mij, is
wat de implicaties zijn van de dood van (een van) de personages.
Wanneer Casey Affleck sterft in ‘Gerry’, wat wil dat dan zeggen voor Matt
Damon? Wanneer de jongeren in ‘Elephant’ willekeurig worden neergemaaid,
wat betekent dat dan voor onze jongste generatie, hoe zijn we er
dan aan toe als maatschappij? En wanneer een rockster, die alles
hoort te hebben, zo emotioneel en mentaal uitgeput kan raken dat
hij zelfmoord pleegt, wat zegt dat dan over onze samenleving, die
een hele cultus heeft opgebouwd rond beroemdheden?
Op een verstandelijk niveau valt er heel wat te analyseren aan
‘Last Days’ – deze film is de droom van elke pretentieuze
recensent, want màn, wat kan je erover doorbomen! Net zoals in z’n
vorige prenten, kiest Van Sant voor lange shots – soms volgt hij
z’n personages met de steadicam minutenlang door de nauwe gangen
van het huis of de bossen errond, soms beweegt hij z’n camera
absoluut niet, en filmt hij tot tien minuten aan een stuk vanuit
dezelfde, onbeweeglijke positie. In ieder geval, Van Sant vertikt
het om ons een conventionele montage te geven. Tijdens één scène
zien we Ricky Jay als privé-detective in een auto een gesprek
voeren, en de reflectie van de bomen op de voorruit maakt het
vrijwel onmogelijk om z’n gezicht te zien. Maar Van Sant cut niet
weg om een close-up te geven: àlles speelt zich af in dat éne shot,
alsof het de regisseur geen lor kan schelen of we de acteur nu
kunnen zien of niet. Verder is ook praktisch de hele film in wide
of medium shot gefilmd. We zien de acteurs vanop een afstand, ze
worden zelden vlakbij de lens gebracht. Michael Pitt, die Blake
speelt, zit in praktisch elke scène, maar niemand die hem in ‘Last
Days’ aan het werk ziet, zou hem achteraf herkennen op straat: de
jongen krijgt slechts twee of drie close-ups, en in minstens één
daarvan gaat hij dan ook nog eens verscholen achter z’n haar. Blake
is een rocker die terminaal vervreemd is van de werkelijkheid en
van andere mensen in z’n leven, en die afstandelijke fotografie
versterkt dat idee.
Wat ook, op een verstandelijk niveau, een goed idee was, is de
manier waarop de goegemeente te pas en te onpas dreigt binnen te
vallen op Blake’s persoonlijke ondergang. In het huis krijgt hij
bezoek van een vertegenwoordiger voor de Gouden Gids, twee leden
van een sekte die hem de liefde van de heer willen doen zien (olé),
een detective en een oudere vrouw (zijn moeder of schoonmoeder,
misschien?) die hem zonder slechte bedoelingen vertelt dat hij een
rock ’n roll cliché is geworden. Allemaal invloeden van de
buitenwereld, die hem zouden moeten helpen om opnieuw grip te
krijgen op het leven, die het gezond verstand vertegenwoordigen,
maar niks doen om hem te helpen (al evenmin als de zogenaamde
vrienden die met hem in dat huis verblijven). Het normale leven is
hem definitief ontglipt.
Oké, dat is allemaal het verstandelijk niveau – het gracieuze,
compromisloze camerawerk, de thematiek, de structuur (net als in
‘Elephant’, worden bepaalde
gebeurtenissen herhaald vanuit het standpunt van verschillende
personages), het subtiele gebruik van muziek… Het zit allemaal
goed in elkaar, daar niet van. Het grote probleem met ‘Last Days’,
en de reden waarom de film faalt, is echter een emotionele kwestie:
dit is geen boeiende film. Sterker nog, het is saai. Waar de
eindeloze wandeling van beide Gerry’s nog een soort van
absurd-komische fascinatie had in ‘Gerry’ en de gefragmenteerde structuur van
‘Elephant’ die film een extra
inhoudelijk niveau meegaf, krijgen we hier oneindige shots van
Michael Pitt die tussen z’n blonde lokken heenstaart, die in een
keuken rondzwalpt, die door het bos wandelt enzovoort. Je kijkt
naar zo’n scène, je zoekt naar een reden om erbij betrokken te
raken, en waar je die in ‘Gerry’ en
‘Elephant’ nog kon vinden, is die
hier grotendeels afwezig. ‘Last Days’ is een film die enkel werkt
op een academisch niveau, op het niveau van de analyse, van de
didactiek. Je kunt deze prent perfect gebruiken om les mee te geven
op het Sint Lucas of andere filmscholen, zeker weten. Maar het is
leuker om erover te discussiëren, om ‘m te analyseren, dan om
ernaar te kijken, want terwijl je dat aan het doen bent, slaat de
verveling maar al te snel toe. Ik heb enorm veel respect voor de
lef en het onmiskenbare talent dat schuilgaat achter ‘Last Days’ –
maar hoeveel mensen zouden hier nu oprecht van kunnen genieten, als
je even alle artistieke pretenties opzij zet?
http://www.lastdaysmovie.com/
http://www.lastdays.be