Antony Heggarty moet zowat de meest ongewone wereldster in wording zijn: een reus van een zanger met een pracht van een falset, maar ook een vrouw geboren in het verkeerde lijf. I Am A Bird Now, zijn tweede plaat vol ballads over seksuele identiteit en vervreemding, vindt echter wel een alsmaar groeiend publiek. De Orangerie van de Botanique was woensdag dus onaangenaam afgeladen uitverkocht.
Het is overigens een erg heterogene bende die zich geraakt weet door de androgyne zanger. Ze stonden schouder tegen schouder: de Duyster-jongens en –meisjes en de oudere Brusselse culturos-mèt-madam, die je eerder in de Munt of andere pluchen schouwburgen verwacht. En je hòòrde die laatste verontwaardigd gnuiven over het gebrek aan zitcomfort, het schandalig volgepropt zijn van de zaal (eerlijk: daar geven we ze geweldig gelijk in) en natuurlijk: de slecht getapte pintjes (ook een Brusselse culturo is maar een mens – zij het meestal een misantropisch zeurende). Antony legde hen samen met zijn Johnsons echter het zwijgen op.
Antony is in de eerste plaats een Stem: geen Céline Dion-achtig showvehikel, maar een pracht van een emotioneel en uniek instrument. "My wobbly voice", noemt hij het zelf een beetje vergoelijkend, en dat is onnodig. Er zijn weinig stemmen die zo beroeren. En Antony doet dat niet alleen op plaat, maar ook op de planken van de Botanique. Met de steun van The Johnsons — gitaar, violen, bas en cello — bracht hij het soort concert dat nog lang blijft nazinderen.
De zanger brengt met "My Lady Story" en "Cripple And The Starfish" van bij de start twee van zijn sterkste nummers in stelling. Onmiddellijk is ook duidelijk dat Antony één weg mijdt als de pest: die van de theatraliteit. De pathos van de platen wordt live net stevig aan banden gelegd: de vocale uitbarstingen worden tot een minimum beperkt, in die mate dat de climaxen van het originele "Cripple And The Starfish" toch een beetje gemist worden.
Het concert is ook allesbehalve opgehangen aan het werk van die recente en meest gekende plaat. Met het oude "River Of Sorrow" komt alle nekhaar overeind, de Leonard Cohen-cover "The Guest" is impressionant. Zijn geflirt met een dubbelzinnige seksuele identiteit speelt Antony nog eens volledig uit door een andere cover: Nina Simone’s "Be My Husband". Verkillend is ook "The Lake" waarbij de falset helemaal uitgespeeld wordt in de eindeloze outro.
Tussendoor haalt Antony de pathos helemaal onderuit. Vrolijk kwettert hij wat nichterigs weg (let’s play another ditty, shall we?"), daarmee het hele sfeertje dat rond hem hangt lustig relativerend. Laat hem echter zijn mond opentrekken voor afsluiter "Hope There’s Someone" en je krijgt weer soulvolle inleving.
Eén bisnummer volstaat, want het is dat prachtige "Candy Says" dat Antony ook op tournee met Lou Reed, de auteur van het nummer, al solo mocht brengen. En dan is het gedaan. Anderhalf uur schoonheid zit er op, het sardienenblik kan leeglopen met één zekerheid: Antony wordt groot. De culturos kunnen gerust zijn: de volgende keer dat ze hem live willen zien, zal het in deftig pluche zijn. En zal het een stuk duurder zijn.