Moeilijk om een etiket op dit buitenbeentje te plakken. Nu ja,
beentje. Wat zeg je tegen een 2 meter lange struise kerel die zich
in vrouwenkleren hult en zich overdadig schminkt. Neem de looks van
Boy George, meng die met een héél flinke scheut Nina Simone en doe
er de pianostijl van Randy Newman bij en je vormt je al een licht
idee van wat deze zonderling te bieden heeft. Antony is een
ontdekking en protégé van Lou Reed en is voor het ogenblik zowat de
meest androgyne artiest die er rondloopt. Het bijzondere en direct
herkenbare is zijn uiterst speciale multi-octaafstem, die doet
denken aan grote jazzdiva’s, maar tegelijk ook aan Nina Hagen of
Leonard Cohen in de laagste regionen. Bovendien legt hij in elke
noot een gevoelig tremolo, waardoor zijn gezang een instrument op
zich wordt, dat je met open mond achterlaat.
Antony werd vergezeld van twee strijkers, een gitarist en bassist
en was zijn eigen charmante zelf op de vleugelpiano. Getooid in
lang zwart haar (een pruik? geverfd?) en een rode jurk palmde hij
met het grootste gemak het publiek in. Zijn oeuvre bestaat meestal
uit zwaarmoedige, trage songs waarin hij zijn vrouw/man-zijn,
relaties en liefde en het hele leven an sich in vraag stelt.
“When I grow up, I’ll be a beautiful woman, for today I am a
boy“.
Tevreden kirrend nam hij het applaus in ontvangst , maakte
onderwijl grapjes over de nummers die volgens hem te uptempo waren
en kreeg het voor elkaar om het publiek 5 minuten lang
“momomomo, popopopop” te laten murmelen. Bij het laatste
nummer brak er spontaan herkenningsapplaus los bij ‘Hope There’s
Someone’. “Hope there’s someone to take care of me, when I
die“, wie vraagt zich het niet eens af? Hij kwam nog eens terug
voor éen bisnummer, en keek zichtbaar tevreden naar zijn fans. Een
klassebak van een jeannet, een begeesterd songschrijver én iemand
die zichzelf ook weet te relativeren (“in the end, we’re all
very happy people“).