Week het gras in het verdampte 1992 nog walgend opzij, dan wordt er nu onbezorgd neergevleid in datzelfde groen. Het is natuurlijk een doorzichtige poging van Vander linden om ons woorden als "lentefris" of "zomerse popmuziek" te ontlokken, maar daar trappen wij niet in. Wel heeft deze Mens zich, na het zoutloze Blond, gelukkig een beetje herpakt en kunnen we er ons weer wat mee verzoenen.
Al werd het ons de jongste jaren niet echt gemakkelijk gemaakt door de voormalige (fv). De American Music Clubfan in Vander linden glipte ongezien weg langs de achterdeur en begaf zich naar het Sportpaleis voor wat fletse Nekkanachten. Onlangs keken we ook een beetje angstig naar het televisietoestel toen Vander linden naast Ben Blokken wat geheimzinnig in de camera zat te staren. Neen, zelfs met een grotesk rollende "r" lul je jezelf niet overal uit.
Maar we keren dus een beetje schoorvoetend terug op onze stappen. Vooral omdat het op sommige momenten weer een klein beetje fonkelt als in 1992. Achteruitkijken is stilstaan op een transportband, maar toch houden wij bijvoorbeeld nog altijd erg van "Vrijheid Die Niet Eenzaam Is"; dat basgedreven mantra van het heerlijke titelloze debuut. Niet dat er op deze zevende van De Mens zulke nummers prijken, maar een groot deel ervan blijft toch maar mooi al enkele dagen in onze mentale Ipod hangen.
Af en toe struikelen we over een ietwat geforceerde songtekst ("Morgen Zijn We Dode Blaren"), maar voor het overige lusten we deze portie groen wel. Gek genoeg nam "Zonder Verlangen", de eerste single, onze twijfels niet meteen weg: het hopt wel lekker weg, maar dan schadeloos richting uitgang. Eens de deur dicht waren wij al vergeten wat hij kwam doen. Gek vinden we dat, want wij herinneren ons vooral die korte krachtige singles van Ik Wil Meer, Wil Je Beroemd Zijn? en zelfs Liefde.
Ook anders is het voor de eerste maal ontbreken van Menselijke foto’s in het cd-boekje. Geen scheerschuim, geen tong, geen duffelcoats deze keer. Zou de nadruk op de muziek moeten liggen of werd het budget opgesoupeerd aan lokale Stella? Wel schreeuwen enkele naar verluidt kleurrijke figuren als Wimmeke Punk, Els Pynoo en Danny Mommens in de achtergrond mee op een paar nummers, maar de mooiste bijdrage komt pas op het laatst. Novastarman Joost Zweegers speelt zich droefmelancholisch richting iets van Neil Young ten tijde van Harvest. "Maak Je Geen Zorgen Over Mijn Zorgen" klinkt trouwens als een iets te lang uitgesponnen, maar erg ingetogen groet aan Louis Neefs. We twijfelen er ook niet aan dat Jeroen Brouwers loopgravenvriend een zeer mooi woord zou vinden. Prachtnummer, zo op het eind.
Ontwapenend mooi is ook "1981": Vander linden bezingt schijnbaar achteloos een kinderloos leven na een abortusje. Zo’n twintig jaren later duiken dan wel eens wat vaderlijke vraagtekens op en sluipt er zoiets als pijnloze heimwee door de kamers. En er valt nog wel meer lekkers te plukken: het knappe "Popkwiskampioen" leunt even tegen iets lichts en poppy van Blur, maar onderhuids knettert luid de eenzaamheid. De tocht naar huis is lang en koud en er wachten alleen nieuwe boeken en platen. Een trefzeker en pijnlijk mooi bluesnummer.
Het flauwe "Feest" klinkt daarna wat bitter en niet erg gemeend, al is het een hartverwarmend pleidooi voor wat meer spontane feestvreugde. Een nummer ook waarin Vander linden op nakende festivals ongetwijfeld weer wat demagogisch zal staan goochelen met de stem van het publiek. Ook al raakt dat vermoedelijk niet verder dan een dronken "falalalalalala" op de Oude Markt. Wij denken in dat verband nog wel eens weemoedig aan het strak gespeelde debuut in de Beursschouwburg, maar beseffen net op tijd dat er tegen het ritmisch-nazistisch handgeklap van een festivalmeute toch niets te beginnen valt.
Maar, kortweg en bovenal: de nieuwe Mens lijkt weer een klein beetje op de oude en daar zijn wij niet rouwig om.