2005 blijkt tot nu toe een uitstekend jaar voor de vaderlandse rock
te zijn. Nadat Monza en De Mens op hun nieuwe platen op een meer
dan overtuigende manier de eer van de Nederlandstalige rock
verdedigd hebben, komt nu ook Admiral Freebee met kersvers werk op
de proppen. En laten we het maar meteen zeggen: we zijn er weg van.
Omdat Tom Van Laere nu eenmaal een man van weinig woorden is, kreeg
zijn tweede worp simpelweg de naam ‘Songs’ mee.
Na het succes van zijn debuut kreeg hij zelfs de kans om deze plaat
met enkele opvallende namen in de Verenigde Staten op te nemen.
Samenwerken met de backing band van Morrissey en John Hanlon,
producer van Neil Young, het is niet iedereen gegund. Ondanks dat
we met studiomuzikanten te maken hebben, klinkt de groep toch
verrassend als een hecht geheel. Toch moet hier wel bij gezegd
worden dat het vooral Van Laere is die ‘Songs’ gemaakt heeft tot
wat het nu is. Hij is het die met de songs voor de dag komt. Van
het “moeilijke tweede plaat”-syndroom waar wel meer succesvolle
nieuwe artiesten mee kampen, hebben wij bij de admiraal niets
gemerkt.
‘The Worst Is Yet To Come’ is al meteen een opener om volmondig “U”
tegen te zeggen. Een zoemende baslijn dient als stilte voor de
storm, en voor u het weet vallen de heerlijk vuile gitaren en drums
uit de lucht en brult de Admiraal u toe alsof het met zijn laatste
adem was. Héérlijke rock ’n roll.
Wie door dit nummer afgeschrikt wordt en gehoopt had op pure
rootsrock en ballads zoals op het debuut, hoeft niets te vrezen.
‘Songs’ staat er namelijk vol van. Het grote verschil met zijn
voorganger is dat de nummers op ‘Songs’ gewoon nog béter zijn.
Vooral op tekstueel vlak is Van Laere er op vooruit gegaan, en hij
mag nu gerekend worden tot de beste songwriters van ons Belgenland.
Een voorbeeld? Luister maar eens goed naar ‘Recipe For Disaster’:
op het eerste gezicht een integere ballad, totdat je de tekst laat
doordringen en je niet anders kan dan grijnzen. Een dikke pluim ook
voor het overige rustige werk. ‘Boy You Never Found’ en ‘Carry On’
zijn Groot in hun eenvoud en tonen dat Van Laere zich een stijl
toegeëigend heeft die goed bij hem past. ‘Hope Alone’ is de vreemde
eend in de bijt. Een plezierig dronkemanslied, aangedreven door een
barpiano van het type dat je wel eens in de late uurtjes in een
grijs café tegenkomt. Het komt misschien vreemd over tussen alle
andere tracks, maar dat neemt niet weg dat het een goed nummer is.
Vergelijkbaar met ‘Einstein Brain’ op de vorige plaat moet ‘Hope
Alone’ een vederlichte afwisseling voor het zwaardere materiaal
vormen, en het doet dit beter dan het eerder genoemd liedje. Naast
deze rustige tracks staan er in goede Admiraal-traditie weer enkele
rockkleppers op. ‘Oh Darkness’ is ondertussen gekend als single,
maar ook ‘Murder Of The Sun’ en ‘Waiting For Nothing’ zullen live
het publiek zonder moeite mee doen brullen. U heeft het al door:
alle dertien nummers van ‘Songs’ zijn raak, niet één voelt wat
overbodig aan. Van Laere heeft gedurende 50 minuten onze volledige
aandacht afgedwongen, en dat is niet elke artiest of groep
gegeven.
Kwatongen zullen beweren dat hier niets nieuws op staat en dat Van
Laere gewoon zijn idolen loopt na te spelen. Hier zit natuurlijk
een kern van waarheid in. De referenties aan Neil Young en andere
americana-helden liggen voor de hand. Maar mij maakt het helemaal
niets uit waar Van Laere de mosterd vandaan heeft gehaald. Wanneer
de nummers zo goed gemaakt zijn, doet originaliteit er niet veel
toe. Kwaliteit boven alles, als het ware. Op ‘Songs’ staan dan ook
enkele instant-classics die binnenkort de radiogolven zullen
bestormen, en Van Laere zou niet met schaamrood op de wangen moeten
afdruipen wanneer zijn materiaal naast dat van pakweg Neil Young
gelegd wordt. Wie de eerste plaat kon smaken (en dat waren er veel,
afgaande op de verkoopcijfers), mag dit album niet laten liggen. De
strijd om de beste Belgische plaat van het jaar kan nu echt
losbarsten!