Hanco Kolk blijft verbazen. Sinds de jaren tachtig is hij steevast een van de grote vernieuwers binnen het Nederlandse beeldverhaal. Zijn nieuwste boek Club Paradise toont ons weer een nieuw aspect van zijn talent.
Zoals zoveel Nederlandse stripmakers debuteerde de jonge Hanco Kolk in het stripblad Eppo. Zijn gags rond de figuur Gilles de Geus sloegen meteen aan bij de lezers. Samen met scenarist Peter De Wit werkte Kolk Gilles uit tot een volwaardige avonturenstrip in de beste koldertraditie van Asterix en Lucky Luke. Vooral de combinatie van historische feiten met dwaze absurditeiten deden sterk denken aan Uderzo en Goscinny’s geesteskind. In 1992 verbaasde Kolk de stripwereld met het eerste deel van Meccano. Daarin paste hij een expressieve, bijna abstracte tekenstijl toe die deed denken aan schilderijen van Picasso of Kandinsky. Ondanks die abstractie bleef de strip uiterst leesbaar en voor het eerst schreef hij met Meccano een zwart humoristisch verhaal voor een volwassen publiek. Met zijn vaste kompaan Peter De Wit startte hij vervolgens de dagelijkse gagstrip S1ngle, rond de belevenissen van drie vrouwelijke vrijgezellen. Voor die strip gebruikte hij dan weer een tekenstijl die het midden hield tussen de traditie van Gilles en het experiment van Meccano. Inhoudelijk evolueerde zijn werk steeds verder in de richting van het autobiografische, waarvan zijn reisdagboek Retraite een eerste uiting vormde. Aan Club Paradise lag opnieuw een reis ten grondslag, ditmaal naar New York.
Vlak na de gebeurtenissen van elf september trok de auteur naar de Big Apple om daar zijn werk te tonen. Uiteindelijk had men daar weinig behoefte aan nieuw buitenlands tekentalent en zag Kolk zich genoodzaakt een andere wending aan de reis te geven. Zo kreeg hij toelating van de eigenaar van de striptent Club Paradise om tekeningen en schetsen te maken in de bar. Het verslag van die tekensessies vinden we terug in het boek. Elke pagina stripverhaal wordt daarbij afgewisseld met een paginagrote tekening van een danseres. Het mag duidelijk zijn dat hij met Club Paradise meer dan ooit een kunstzinnig boek heeft willen maken waarin zijn teken- en schildertalenten de bovenhand halen op het verhaal. Zo komen we meteen uit bij het zwakke punt van het boek. Het weegt allemaal behoorlijk licht, zeker wanneer je het vergelijkt met ’s mans andere werk zoals Meccano of Gilles de Geus. Anderzijds vertelt Club Paradise zeker en vast een mooi verhaal en biedt het prachtig tekenwerk, de prijs wordt er echter niet lager van. Voor de liefhebbers van Hanco Kolk is Club Paradise met andere woorden verplichte kost, anderen wachten beter tot de volgende Meccano of S1ngle om zijn werk te ontdekken.