Het recept is bekend: vermeng enkele bittere, wrange teksten met een gros lieflijke melodieën en u krijgt — als de saus niet schift — een stevig bord bedrieglijk mooie popmuziek geserveerd. Andrew Bird & The Mysterious Production Of Eggs is zo’n geheimzinnig lachend Trojaans Poppaard dat ons nog wat meer naar lome, verraderlijke lenteavonden doet verlangen.
Eerder rustig volk als My Morning Jacket en Lambchop verklaarden zich al fan van deze veelzijdige muzikant uit het bluesy, jazzy Chicago. Volgzame fans van die groepen mogen zich in dit geval dan ook ongegeneerd en stevig laten beïnvloeden: de teleurstelling zal voor een andere keer zijn. Zelf horen we vanuit de Windy City flarden Beck, Ed Harcourt en The Auteurs overwaaien, maar die fijne combinatie bitter en zoet doet ons toch vooral denken aan het talent van Mark Everett, frontman van het geweldige Eels. Zelfs het artwork van Birds vijfde, erg verzorgd door stadsgenoot Jay Ryan, doet Eelsiaans aan.
Andrew Bird werd in het midden van de jaren negentig nog gesignaleerd bij het illustere combo Squirrel Nut Zippers en speelde ook mee op platen van Kelly Hogan en Kirstin Hersh. In 1997 trad hij — toen nog geruggensteund door de groep Bowl of Fire — wat meer op de voorgrond met het multi-etnische Music Of Hair. Sinds een viertal jaren maakt de man platen als soloartiest en plukt en pulkt daarbij virtuoos aan zijn eerste liefde, de viool.
Net als E doet deze Andrew Bird het liefst alles zelf. Een groot deel van deze Mysterious Production Of Eggs werd dan ook nagenoeg alleen opgenomen door Bird, in een tot studio omgetoverde schuur net buiten Chicago. Sporadisch roffelde Kevin O’Donnell wel wat op de drums en leende lokale soulzangeres Nora O’Connor — net als ze dat al deed voor soullegendes als Mavis Staples en Otis Clay — haar stembanden voor wat speelse harmonieën.
Er wordt ook al eens een wijsje gefloten door Bird zelf en ook het glockenspiel wordt al eens bovengehaald, maar het is toch vooral de combinatie van pure pop en tintelende teksten die van deze geheimzinnige productie een smulpartij maakt. Niet alles imponeert, in het midden van de plaat dreigt Bird zelfs even weg te zakken: "Masterfade" verzuipt halfweg in Mary Poppins-gefluit en het zinnetje "What’s it matter does it matter/if we’re all matter when we’re done" klinkt ons zo geforceerd witty dat we net zo goed naar een poging tot grap van Geert Hoste hadden kunnen luisteren.
Daarvoor finishten met ruime voorsprong echter al enkele uitstekende songs, die moeiteloos een vrij plaatsje vonden in ons hoofd. Met een huurcontract in de hand nestelde de treurige lovesong "Sovay" zich zo op een bankje naast een onoplettende hersenkwab. Ook het nerveuze "Fake Palindromes", met daarin de hilarische openingszin "My dewy-eyed Disney bride what has tried/swapping your blood with formaldehyde?", pendelt onder de drie minuten heen en weer tussen snerpend vioolwerk en tippelende vrolijkheid.
Naar het eind toe blijkt de kleine inzinking onderweg verwerkt en wordt er nog een laatste sprint uitgeperst. Die werd trouwens al vroeg ingezet met het ingetogen "The Naming Of Things", waarin Birds stemtimbre heerlijk op dat van Thom Yorke gaat lijken. In het afsluitende "The Happy Birthday Song", een grootse, naar een hemelse climax groeiende song, zouden we zelfs zweren dat het de Radioheadfrontman zelf is die er een pakkend gastrolletje komt vertolken. Het fraaie cd-boekje leert ons anders, maar toch zijn we stevig onder de indruk van deze gezongen hunkering.
Live wil Andrew Bird, net als Joseph Arthur, wel eens met repetitieve samples werken en zo een indrukwekkend klanktapijt weven, maar met deze The Mysterious Production Of Eggs levert hij nu ook op cd een bijna perfecte glansprestatie. In afwachting van een nieuwe dubbele portie Eels weet u alvast welke eieren u aan de Paasklokken moet vragen.