Voor sommige films treedt er een eigenaardig proces in werking dat
wel eens de “dictatuur van het onderwerp” wordt genoemd. Dit proces
houdt in dat een prent die een zwaar, belangrijk onderwerp
behandelt, automatisch een positieve ontvangst moet krijgen.
Hoeveel slechte holocaustfilms zijn er ooit gemaakt? Waarom kreeg
‘Rabbit-Proof Fence’, een goed
gemaakte prent die uiteindelijk toch faalde in z’n opzet, overal
zo’n goeie kritieken? Omdat niemand een gebrek aan respect wil
tonen voor de behandelde thema’s, niemand wil onverschillig lijken.
Hetzelfde gebeurt nu met ‘Hotel Rwanda’: dit is een belangrijke
film die een historisch verhaal vertelt waar maar al te weinig
mensen van op de hoogte zijn. Maar daarmee is het er nog geen
goeie.
Don Cheadle speelt Paul Rusesabagina, de manager van het Milles
Collines hotel in Kigali. Het zijn moeilijke tijden in Ruanda:
onder de Belgische kolonisatie werd het land beheerd door een
Tutsi-monarchie, terwijl de Hutu’s onderdrukt werden. Nu het land
onafhankelijk is en een Huturegering heeft gekregen, wil de stam
wraak nemen op de Tutsi-“kakkerlakken”. De VN, in deze film vooral
vertegenwoordigd door de Amerikaanse kolonel Oliver (Nick Nolte),
weet een vredesverdrag tot stand te brengen tussen de
Tutsi-rebellen en Hutu-president Habyarimana. Wanneer die in 1994
sterft in een vliegtuigcrash, valt het geweld echter niet meer
tegen te houden. Nu de Hutu’s hun president kwijt zijn, slaan ze
terug door alle Tutsi’s die ze in hun handen kunnen krijgen, met de
machete te lijf te gaan. Over de loop van de volgende twee maanden
zouden bijna een miljoen Tutsi’s sterven in een genocide die door
de westerse wereld grotendeels genegeerd werd. De VN kreeg de
opdracht om alle buitenlanders veilig uit Ruanda te halen en liet
de plaatselijke bevolking aan haar lot over.
Paul Rusesabagina was een Hutu, getrouwd met een Tutsi. Als
hotelmanager bevond hij zich in de bizarre situatie dat hij aan de
éne kant van z’n bar buitenlandse journalisten en VN-troepen moest
verwelkomen, terwijl hij aan de andere kant Hutu-legerofficieren
blij hield met flessen sterke drank. Eens de genocide begon,
veranderde het Milles Collines tegen wil en dank in een
vluchtelingenkamp voor om en bij de 1200 Tutsi’s, die allemaal naar
Paul keken om hen te helpen. Deze onwaarschijnlijke held, gewapend
in z’n harnas van tweedelig pak en das, wist al deze mensen
uiteindelijk te redden, dankzij omkooppraktijken, paniekerige
telefoontjes naar Brussel, afspraken met kolonel Oliver en bovenal
z’n eigen vindingrijkheid.
Dat is natuurlijk een fantastisch verhaal, over een man die niet
specifiek in de wieg gelegd was om een held te worden, maar onder
de omstandigheden gewoon deed wat hij kon – en dat was genoeg. In
essentie wist hij al die mensen te redden door te doen wat hij het
beste deed: managen. De klanten naar de mond praten. Tegen z’n
personeel horen we hem zeggen dat het belangrijk is dat het Milles
Collines niet op een vluchtelingenkamp gaat lijken – “We moeten een
viersterrenhotel blijven.” Tot vlak voor het einde zien we hem in
een jasje en das rondlopen, ook al beven zijn handen soms zo erg
dat hij die das nauwelijks nog geknoopt krijgt. Zoals het hoort
voor een goeie hotelmanager, blijft hij zichzelf verkopen als de
man met alle antwoorden, de man die je kan helpen. Hij blijft de
Hutu’s paaien met wat hij dan ook te bieden heeft: geld, juwelen,
drank. Zolang hij kan, houdt hij een schijn van beschaving en
controle op, in de hoop dat de mannen met geweren en machete’s die
praktisch voor de deur staan, er in zullen geloven en er zich door
zullen laten tegenhouden.
Allemaal heel mooi, maar dat is nog geen garantie voor een goeie
film. Het scenario, geschreven door Terry George en Keir Pearson,
is immers maar weinig subtiel opgebouwd: tijdens de eerste helft
introduceren ze enkele westerse journalisten, waaronder een vrijwel
onherkenbaar bebaarde Joaquin Phoenix, die eigenlijk geen enkele
functie in het verhaal hebben, behalve dan de historische
achtergrond uit te leggen. De reporters duiken op in twee of drie
scènes, waarin ze uitsluitend dingen zeggen als : “Weet je, toen de
Belgen hier nog waren…”, en eens het publiek op de hoogte is van
de voorgeschiedenis, worden ze netjes afgevoerd, never to be seen
again. Netjes uitgebalanceerd schrijfwerk is anders. Dat valt
trouwens ook te merken in de scènes die het gezinsleven van
Rusesabagina uitbeelden: George heeft maar weinig tijd om Paul te
tonen in zijn relaties met z’n vrouw en kinderen, want hij heeft
een verhaal te vertellen. Om in korte tijd duidelijk te maken
hoeveel Paul wel van hen houdt, kiest George dus voor het soort van
tenenkrullend melige familie-vignettes waar ze bij Disney niet vies
van zijn (Paul die aan het begin van de film thuiskomt en z’n
kinderen in de armen vliegt alsof hij hen in maanden niet meer
gezien heeft).
Het voornaamste bezwaar dat ik heb tegen ‘Hotel Rwanda’, is echter
de weigering van Terry George om de genocide tegen de Tutsi’s in
beeld te brengen. Dit is een film met een zeer hard onderwerp: de
systematische moord op een miljoen mensen. Als je zo’n prent maakt,
dan moet je ook maar het lef hebben om die moorden te tonen. Maar
nee, George houdt het bij zeer korte momentjes van al bij al niet
erg gruwelijk geweld. De hardste scène in de hele film toont hoe
Paul in de ochtendmist van de weg afrijdt. Wanneer hij stopt en
uitstapt, blijkt dat hij midden in een massagraf is gereden – niet
prettig om naar te kijken, natuurlijk niet, maar een hedendaags
filmpubliek is méér gewend, we zitten daar niet gechoqueerd naar
het scherm te staren met een gevoel van “hoe is dit mogelijk?”
Terwijl dat gevoel nochtans het enige passende is bij dit
onderwerp. Ik ben nog niet zo bloeddorstig dat ik zonodig behoefte
heb aan grafische moordpartijen met de machete, maar hier schiet de
film duidelijk te kort om de dreiging die van de situatie uitging,
tastbaar te maken voor het publiek. Wat voor nut heeft het om een
film te maken over een volkerenmoord als je er dan alles aan gaat
doen om de impact van die prent te verzachten?
Toch positieve noten: zeg nu maar van George wat je wil, maar het
laatste half uur van ‘Hotel Rwanda’ bevat ontegensprekelijk een
aantal suspensevolle momenten: de manier waarop Paul zijn
vluchtelingen het hotel uitsmokkelt, levert naar het einde toe
spannende cinema op. En Don Cheadle, één van de vaste acteurs uit
Steven Soderbergh’s stal, is uitstekend als Paul Rusesabagina:
understated, een man die simpelweg doet wat hij moet doen,
die z’n goed fatsoen laat spreken.
Als thematisch werk, om de mensen bewust te maken van wat er
destijds gebeurd is in Ruanda, heeft ‘Hotel Rwanda’ ongetwijfeld
z’n waarde. Maar om echt heftige emoties uit te lokken, wat naar ik
veronderstel de bedoeling was, is deze film te braaf, te proper. Ik
zat me de hele tijd af te vragen wat Oliver Stone in z’n goeie doen
van dit gegeven had kunnen maken. Dàt zou nog eens vuurwerk gegeven
hebben.
http://www.mgm.com/ua/hotelrwanda/intro.html